Onderzoekscentrum voor mystiek en spiritualiteit
Zoek in de site...

A van Amor en Agapè

Datum bericht: 22 augustus 2021

Het eerste woord dat opdoemt als je over ‘liefde’ nadenkt is – hoe kan het ook anders – ‘liefde’. Maar besef dan wel dat je al meteen over twee dingen nadenkt. In dat ene woord schuilen immers twee soorten liefde, elk met een verschillende herkomst: de één christelijk, de ander antiek (of, minder sympathiek gezegd, ‘heidens’).

Twee liefdes tegelijk
Wie het woord liefde in de mond neemt, heeft het in feite over twee liefdes tegelijk: Over eros én over agapè. Of in het Latijn: over amor én caritas. Eros/amor staat voor onvervulde liefdeshunker. Agapè/caritas staat voor vervuld verlangen. Die twee termen, elk met een eigen betekenis en achtergrond, zijn in de loop van de geschiedenis in elkaar verstrengeld geraakt en vormen de ‘liefde’ zoals wij die bedoelen (zonder daar overigens bij stil te staan): én onvervuld én vervuld verlangen.

Een alfabet begint met A
Een alfabet begint bij A: Amor. Maar ook bij agapè. Zoomen we eerst in op agapè: een Gieks woord, in het Latijn vertaald met caritas. Wij vertalen het als ‘liefde’, maar besef wel dat het een geijkte, ‘technische’ term uit het christelijk narratief betreft. Dit narriatief stelt dat wij vóór de opstanding van Christus onder de Wet leefden, terwijl we na Christus’ verrijzenis leven ‘in liefde’ (agapè). Zo stelt Paulus in verschillende van zijn brieven. In de Sinaïwoestijn gaf God zijn Volk ooit de Wet, de Thora, en die was goed en heilig.

Het einde aan het tijdperk
Als het Volk die Wet naar behoren had onderhouden, als het voldoende recht gedaan had aan de rechteloze (aan ‘de weduwe en de wees’, zoals de profeten graag zeggen), zou het terug in rechte zijn gekomen met God. Het volk bleek evenwel niet in staat naar die Wet te leven. Het idee ontstond dat God een Messias zou zenden om een einde te maken aan het tijdperk van de Wet. Dat wil zeggen, een einde aan het tijdperk van zonde, dood en alle andere vormen van ‘tekort’.

Een nieuw tijdperk…
Om een nieuw tijdperk te beginnen, een tijd zonder tekort, een rijk zonder zonde en dood. Die Messias is gekomen, zo meenden de christenen, en ze noemden de nieuwe tijd het rijk van de ‘liefde, de ‘agape’: een tijd en een rijk waar alle verzuchtingen van de mens vervuld waren, waar leven alleen maar leven was, volmaakt en goed – een Land van gerealiseerde Belofte, een Eeuwig Leven.

In een notendop
In een notendop: de mens verlangde naar God, volgde de weg van de Wet, maar slaagde er niet in in rechte te komen met God. Zijn verlangen naar God bleef onvervuld. In het tijdperk van liefde is dat verlangen vervuld. Liefhebben betekent tegelijkertijd geliefd zijn, in alle mogelijke opzicht bevredigd zijn in diens verlangen naar liefde.

Otto Vaenius, Amorum Emblemata, 1608

Onbevredigd verlangen
Dit is precies niet wat die andere term betekent die meeklinkt als wij het woord ‘liefde’ in de mond nemen. Amor – en in zijn oorpronkelijke Griekse term eros – is ‘liefde’, maar zonder tegelijkertijd geliefd te zijn. Het is verlangen, onbevredigd en in wezen niet te bevredigen verlangen.

Het heidense eros
De herkomst van eros is heidens. Eros is de naam van een god, en zelfs met betrekking tot de Griekse religie betreft het een wat vreemde god. Een god waarmee ook in religieus opzicht weinig mee te beginnen valt, laat staat dat je met zijn steun op een goede afloop zou kunnen rekenen. Ergens in Euripides kun je lezen dat je nergens in Griekenland een altaar voor Eros kunt vinden. Het is een god tot wie je niet kunt bidden, die je niet kunt offeren, en immuun is voor welke andere religieuze praktijk ook.

Inwisselbare begrippen
Liefde als aankomst op de oever van welbehagen en bevredging (agapè/caritas) én liefde als eindeloze zoektocht naar voldaanheid (eros/amor). In ons taalgebruik klinken beide tegelijk door. Dit hebben we we van het christendom. Al in een zeer vroeg stadium heeft het christendom beide betekenissen met elkaar verstrengeld en zijn amor en caritas vaak inwisselbare begrippen geworden.

Ons verlangen is onze weg naar God
In die verstrengeling is de invloed van Augustinus, historisch gezien, doorslaggevend geweest. Wat ons aan God bindt, noemt hij onverkort amor. We zijn onvervuld verlangen: maar dit onvervulde verraadt in zijn ogen dat het er slechts is omdat het vervuld wil worden, en door Hem die aan de basis ligt van alles wat is: God. Onze amor – ons verlangen – is onze weg naar God, en die is gegrond in wat hem bevrediging brengt: Amor / eros is gegrond in de alles bevredigende liefde van God: caritas/agape. Omdat wat of wie we liefhebben perfect is, is ook onze liefde ervoor – lees ons verlangen ernaar – in wezen perfect. Dit is wat Augustinus amor noemt.

Otto Vaenius, Amoris divini emblemata, 1615

Onverzadigd én voldaan verlangen
Sinds Augustinus wordt amor de naam voor een toestand die zowel eros als agapè is: zowel onverzadigbaar verlangen als voldaan verlangen. Dit is de manier waarop het middeleeuwse christendom over liefde sprak en die in de middeleeuwse mystieke één van zijn meest markante uitingen kent. Maar ook wij, moderne mensen, spreken in zekere zin nog steeds zo over de liefde. Of we nu christenen zijn of niet.

Emblemata
Denk aan Otto Vaenius (oftewel Otto van Veen), een beroemde Nederlandse emblemata-kunstenaar uit de zeventiende eeuw. Hij gaf een emblemata-boek uit met alles wat aan vroomheid over de christelijke liefde te zeggen was. Een paar jaar eerder had hij er één uitgegeven met al het heidens wat de erotische liefde in petto had. Twee keer liefde, twee keer amor: strikt gezien waren beiden behoorlijk incompatibel, maar geen mens die zich daar toen aan stoorde.

Het is één ding om te beweren dat verlangen en voldoening één en hetzelfde zijn, dat verlangen reeds zijn voldoening in zich draagt en voldoening toch de blijvende brand van het verlangen niet uitsluit. Het is iets anders om dit te begrijpen. Hoe heeft juist die onopgemerkte tegenstrijdigheid geschiedenis kunnen schrijven, niet alleen in de eeuwen dat het christendom onze cultuur in handen had, maar evenzeer in onze eigen post-christelijke tijden.

Marc De Kesel