C van Crux
Matthias Grünewald, Isenheimer Alltar, 1516
‘Agape’ is de term voor het nieuwe, christelijke bestaan dat het oude, Joodse bestaan onder de Wet achter zich heeft gelaten. Zonde en dood zijn overwonnen en een geheel nieuwe, niet meer door eindigheid getekend bestaan staat op het punt realiteit te worden. De crux die dit alles mogelijk heeft gemaakt, is de kruisdood van Christus. Die staat voor de manier waarop God zelf – in het ‘offer van Zijn Zoon’ – onze zonde en onze sterfelijkheid op zich heeft genomen en er ons zodoende van heeft bevrijd.
Matthias Grünewald, Isenheimer Alltar (detail), 1516
‘Zozeer immers heeft God de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven, opdat al wie in Hem gelooft niet verloren zal gaan, maar eeuwig leven zal hebben.’ (Joh 3: 16)
Niet makkelijk te begrijpen
Voor de modernen die we zijn is dit niet makkelijk te begrijpen, laat staan voor waar aan te nemen. Iemand geeft zijn leven voor anderen: zoiets een daad van liefde noemen, kan nog. Al is de bedenking nooit ver weg of zo’n daad wel echt dragelijk is voor diegenen die daardoor effectief in leven blijven. We worden niet spontaan jaloers op iemand in die positie. Maar wat te denken van een God die in een mensenoffer zijn enige zoon de dood injaagt, en wel om hen te redden die Hij steevast zijn ‘kinderen’ noemt?
Matthias Grünewald, Isenheimer Alltar (detail), 1516
Onze gruwel, onze misdaad
Dit idee is nooit zonder kritiek geweest. Altijd waren er stemmen die het als te wreed, te misdadig aan de kant schoven – ook stemmen die het christendom sympathiek gezind waren. Tenzij je de wreedheid van het kruis leest als datgene wat het Christendom juist wil blootleggen om ons ervan te bevrijden. Zo leest bijvoorbeeld de twintigste-eeuwse Franse literatuurwetenschapper René Girard die wrede scène die zo centraal staat in het christelijke discours. Het gruwelijke verhaal van de gekruisigde Christus wil duidelijk maken dat het inderdaad ónze gruwel, ónze misdadigheid is die het slachtoffer in dit verhaal op zijn schouders heeft genomen. Het verhaal spoort ons aan er in de toekomst voor te zorgen dat het niet meer zo loopt, dat wij zonde en misdadigheid daar situeren waar ze echt gesitueerd moet worden: bij onszelf. We zijn maar al te geneigd wat fout is aan anderen toe te dichten en, door hen uit te sluiten, te denken dat we van dit foute af zijn. En we willen liever niet zien hoe dat foute het onze is, niet meer en niet minder.
Liefde als offer?
Maar dan nog blijft de vraag waarom je dit een liefdesscène zou noemen, en dan nog wel liefde in zijn hoogste vorm? Heeft liefde dan wezenlijk iets van een offer? Is het liefde wat de Vader doet wanneer Hij zichzelf – of, wat voor Hem op hetzelfde neerkomt, zijn Zoon – offert voor ons, mensen? Is het liefde waarvan een soldaat getuigt als hij op het slagveld sterft voor zijn vaderland? Is het liefde wat een fundamentalist doet wanneer hij te midden van een menigte zijn bomgordel tot ontploffing brengt om zo onze verdorven (want) goddeloze wereld het juiste pad te wijzen?
Liefde als een daad van geven
Giovanni Lorenzo Bernini, De extase van de H. Teresa van Avila, 1647-1652
Jazeker, die drie vormen van offerliefde zijn niet zomaar gelijk te schakelen, maar ze hebben wel iets formeels met elkaar gemeen. In elk van de drie vormen van liefde gaat het om een daad van geven, van schenken. Liefde is ‘gift’. In de genoemde gevallen een extreme vorm van gift.
Maar ook in minder extreme vormen is liefde een kwestie van geven en van gegeven worden. Liefde geef je. Liefde krijg je. Wie liefde geeft, doet dat nooit zomaar, nooit gedachteloos. En wie liefde gegeven wordt, beseft dat hij die kan weigeren, maar ook dat, als hij dat niet doet, die gift hem ertoe verplicht zelf iets terug te geven, zo mogelijk liefde, indien niet nu dan in elk geval later. En wat liefde geeft, is ook niet zo eenvoudig om te vatten.
‘Iets geven dat je niet hebt’
Was het Jacques Lacan niet die zich liet ontvallen dat liefde erop neerkomt ‘iets te geven dat je niet hebt?’ Maar dat het een zaak van geven en krijgen en teruggeven is, daarover is zowat iedereen het eens. Net zoals iedereen weet dat, in de liefde, het geven ver kan gaan, zo ver zelfs dat de gever zichzelf erin verliest – want zichzelf geeft.
Liefde is zichzelf geven?
Komt liefde er dan tenslotte toch op neer zichzelf te geven? Ligt haar ultieme waarheid dan inderdaad in zoiets als offer en zelfoffer? Natuurlijk is niet elke gift van die aard, maar giften van die aard zijn wel mogelijk. En, wat meer is, een zelf-gift hoeft niet per se reëel te zijn, het hoeft zich niet noodzakelijk in een letterlijk suicidale daad te vertalen. Uitgerekend de erotische liefde laat dit mooi zien. Is liefde niet én verlangen naar de geliefde én zich aan hem of haar geven? Is het niet juist het genot van de liefde dat geliefden zich aan elkaar geven, zich in elkaar verliezen?
Giovanni Lorenzo Bernini, De extase van de H. Teresa van Avila, 1647-1652 (detail)
La petite mort
In de liefdesdaad verlies ik mij in de ander. Nooit letterlijk en reëel, maar wel met een intensiteit alsof dat zo is. En zodra ik dat besef, voel ik meteen de spijt dát ik dit besef en niet langer verdwenen ben, opgegaan in de ander. De Franse cultuur rond het ‘érotisme’ noemt dat al een paar eeuwen ‘la petite mort’, ‘de kleine dood’. Het is de naam voor het gevoel dat je, na het genot van de liefde, met een gevoel van heerlijke spijt beseft dat je je van dit moment van genot niets meer herinnert, dat jij en je hele zelfbesef ‘verdwenen’ was omdat je er inderdaad helemaal je ‘zelf’ aan gegeven had. Het hoogtepunt van de liefde is, inderdaad, zelfgave, zelfverlies.
De crux van de liefde is erin te verdwijnen
Het is de ‘crux’ van de liefde erin te verdwijnen, zich er helemaal in weg te schenken, op te houden een Ik, een zelf te zijn. Liefde leidt ertoe dat je bestaat, niet omdat jij bestaat, maar enkel en alleen nog omdat een ander – een net als jij zichzelf verliezende ander – wil dat je bestaat. In deze wil van de ander, in zijn of haar verlangen, wil je tenslotte zelf helemaal verdwijnen, in die mate zelfs dat er van ‘jij’, identiteit of ‘zelf’ geen sprake meer is.
Is de dood iets waar je onbewust ultiem naar verlangt?
Eigenaardig toch: als de liefde je maakt tot wat je bent, dan houdt die liefde er tenslotte van om je van jezelf te bevrijden. Is dat het wat liefde en dood met elkaar verbindt? Sinds er poëzie op de planeet is, zingt men daarover. Alsof iets als dood in het hart van de liefde schuilt. Is de dood dan iets waar je onbewust ultiem naar verlangt? Zoals eerder al gezegd (maar dan met betrekking Christus’ offerdood), is dit voor de modernen die we zijn, niet makkelijk te begrijpen, laat staan voor waar aan te nemen.
‘Staren we naar zoiets als we oog in oog met een afbeelding van de Gekruisigde staan? Gaat zijn passie ook daarover?’
Marc De Kesel, 17 februari 2020