‘Mijn levenswerk? In elk geval wel het dikste en mooiste boek dat ik ooit heb gefabriceerd.’
Vorige maand presenteerde Charles Caspers in besloten kring zijn monumentale geschiedwerk over de zusters van de Choorstraat, In alles de liefde. ‘Of dit mijn levenswerk is? In elk geval wel het dikste en mooiste boek dat ik ooit heb gefabriceerd.’
Voor de Zusters van de Choorstraat in Den Bosch – voluit: Congregatie van de Dochters van Maria en Joseph – verschijnt het 900 pagina’s tellende boekwerk op een bijzonder moment: na tweehonderd jaar aanwezigheid in Den Bosch verhuist de bestuurszetel van de congregatie binnenkort naar Java. Niemand van de Nederlandse zusters verhuist mee. “De gemiddelde leeftijd van de zusters in Den Bosch is 85 plus, in Indonesië en Oost-Timor is dat ongeveer de helft”, zegt Caspers. “Vooral in Oost-Timor, het kinderrijkste land van Azië, zijn er veel roepingen voor het kloosterleven. Dat de congregatie blijft bestaan, zij het in een ander werelddeel, is tot vreugde van alle zusters.”
Verantwoording van het verleden
Het Titus Brandsma Instituut besteedt al vanaf de start in 1968 veel aandacht aan de spiritualiteit van het religieus leven, wat heeft geleid tot een hele reeks onderzoeksprojecten en daaruit voortkomende publicaties. In alles de Liefde is – voorlopig – de laatste in de rij. Het bijzondere van dit boek, in vergelijking met andere orde- en congregatiegeschiedenissen, is de ruime aandacht voor de innerlijke drijfveren van de zusters. In de geest van Vincentius a Paulo († 1660) wilden zij God dienen door dienstbaar te zijn aan de zwaksten in de samenleving.
Aanvankelijk droegen de zusters vooral zorg voor alleenstaande ouderen en kinderen, later werd de aandacht steeds meer verlegd naar het buitengewoon onderwijs. Een bloemlezing van wapenfeiten: de zorg voor weeshuizen, het mede oprichten van het Instituut voor Doven (later: Kentalis) in Sint-Michielsgestel, de oprichting in Udenhout van een school en internaat voor meisjes met een verstandelijke beperking (Huize Vincentius), en in Beek-Ubbergen een pedologisch instituut en een orthopedisch instituut (Sint-Maarten). Caspers maakt in zijn boek ruim baan voor deze initiatieven, ook als verantwoording aan de toekomstige generatie.
Inmiddels is Caspers weer ‘in’ voor de geschiedschrijving van een andere congregatie, al is dat met enige reserve. Aan In alles de liefde heeft hij bijna vijf jaar gewerkt, tot na zijn pensioen. “Misschien moet ik eerst weer eens wat anders oppakken.” Zijn eigenlijke specialisaties zijn lekenspiritualiteit en Moderne Devotie, een in de late Middeleeuwen ontstane geestelijke hervormingsbeweging.
Charles Caspers sprak op 19 maart bij de eucharistieviering in de kapel van de zusters in Den Bosch de overweging uit. Bij die gelegenheid overhandigde hij het eerste exemplaar aan de overste van de congregatie, Zuster Antonie Ardatin.
Hoed af voor de congregatie
Waar haalt Caspers de energie vandaan om zo’n lang project te volbrengen? Hij memoreert als antwoord een stelling van zijn oude leermeester professor Hans Bornewasser: een ‘echte historicus’ dient allereerst te beschikken over een formele belangstelling voor het verleden, ongeacht het onderwerp. En daar komt bovenop, als extra motivatie, een zekere empathie met het gekozen onderwerp, uiteraard met voldoende kritische distantie. Empathie was voor Caspers geen probleem. “De zusters hebben zich voor honderd procent ingezet voor hun medemensen, terwijl zij ook nog eens hebben bijgedragen aan vernieuwingen in zorg en onderwijs. Daar neem ik mijn hoed voor af.”
De zusters in Den Bosch hebben nog meegemaakt hoe de samenleving vanaf de jaren vijftig en zestig ingrijpend veranderde. Zo verdwenen weeshuizen en internaten als sneeuw voor de zon. Aansluitend decentraliseerden grote zorginstellingen. “De gedachte was – en is – dat kinderen beter geholpen zijn in de thuissituatie of in een pleeggezin, en dat kinderen met een beperking met wat extra begeleiding goed terecht kunnen in het gewoon onderwijs.”
Inmiddels klinken er tegengeluiden: ook de huidige situatie is niet ideaal. Caspers: “Wie weet hechten we in de toekomst weer meer waarde aan een goede groepsgeest, want samen kun je meer dan alleen.” In dit veranderingsproces is voor de zusters geen actieve rol meer weggelegd. Caspers wijst op het afkalvende maatschappelijk gewicht van de congregaties, al sinds generaties, al kan hun ‘andersheid’ of zelfs ‘tegendraadsheid’ volgens hem geestelijke steun zijn voor wie streeft naar een menswaardigere samenleving.
Drie banden telt het geschiedwerk, uitgegeven in beperkte oplage. Veel anekdotes in het gesprek ontleent de auteur aan het deel over de missie. De zusters waren achtereenvolgens actief in Brazilië, China, Indonesië en Congo. De oprechtheid en menslievendheid van de missie is één kant van de medaille, maar vooral in de begintijd dringt ook de andere kant zich op: zelfoverschatting. “Zo dacht het toenmalige congregatiebestuur dat de zusters-missionarissen na enkele maanden onderwijs voldoende vertrouwd zouden zijn met de Chinese taal en cultuur. Mooi niet: misverstanden, onbegrip en ergernissen tussen Chinezen en Europeanen waren aan de orde van de dag.” Neemt niet weg dat onder de bevolking grote waardering was voor het werk van de zusters. “Denk aan de zorg voor weeskinderen en de (bij)scholing van vrouwen. En dat is toch wat telt.”