Achter de voordeur vandaan? (deel 2)

Datum bericht: 8 juli 2020

Of christenen kunnen bijdragen aan onze democratie.

Door Fred van Iersel

In deel 1 van zijn ‘triblogie’ besprak Fred van Iersel of christenen nog wel mogen bijdragen aan onze democratie. Nu onderzoekt hij of christenen dat wel kúnnen. Hoe heeft de relatie van christenen met de overheid zich ontwikkeld? Waaruit bestaat de politieke bijdrage van christelijke burgers?


Christelijk binnen-perspectief

Christenen mogen zeker bijdragen aan onze democratie - daarop ging mijn vorige bijdrage in. Kunnen zij dat dan ook? Om als christelijk burger bij te dragen aan een democratie, is allereerst de opvatting nodig dat participatie aan ‘wereldlijke instellingen’ zoals politieke overheden religieus betekenisvol kan zijn. Er zijn in iedere religie wel mensen die kiezen om afzijdig te blijven van politieke macht en zich liever concentreren op wat mens, samenleving en overheid uiteindelijk overstijgt. Dat gold eerder in de geschiedenis al voor de christelijke woestijnvaders en contemplatieve kloosterlingen, maar ook bijvoorbeeld voor volgelingen van de taoïstische Chinese filosoof Zhuang Zi.¹ Zij kozen overigens met goed recht voor politieke abstinentie, omdat de gezindheid en spirituele ontwikkeling van mensen gemakkelijk gecorrumpeerd kunnen worden door de combinatie met politieke en ambtelijke macht. Dit komt alleen al doordat vijandschap, hypocrisie, leugenachtigheid, legalisme en de politieke instrumentalisering van minder machtigen door machthebbers inherente morele risico’s van de macht vormen.2

Gerechtigheid en compassie

Daarnaast zijn in de wereldreligies, vooral sinds de zogenoemde ‘axiale periode’ (van 800 tot 200 voor Christus),3 ook mensen opgetreden die zoals de joodse profeten oproepen tot sociale gerechtigheid. Uit onze eigen tijd kennen wij mensen als Martin Luther King en Mahatma Gandhi, die inzetten op sociale gerechtigheid, vrede, verzoening en praktische compassie, ook in het publieke domein. Die inzet kan overigens drie doelen tegelijk dienen: ten eerste het voorkomen en verhelpen van noden van anderen (een altruïstisch motief), ten tweede het zoeken van transcendentie in de andere mens, vooral in de noodlijdende ander (het spirituele motief); en, ten derde, het zoeken naar transformatie van de eigen persoon oftewel het ‘zelf’ (bevrijding van narcistisch egocentrisme).

De inzet op sociale gerechtigheid kan in oorsprong eerder maatschappelijk dan strikt politiek zijn. Zij raakt dan vaak toch, in de terminologie van Max Weber, ‘politiek georiënteerd’.4 Dat gebeurt in zoverre bij dat streven naar verwerkelijking van deze gerechtigheid de staat als actor voor gerechtigheid in beeld komt. Uiteindelijk vereist de inzet voor gerechtigheid immers politieke participatie. Niet voor niets schreef Augustinus dat een overheid die geen gerechtigheid nastreeft, als een roversbende is. De verwachting van inzet voor gerechtigheid in de richting van een overheid is terecht.

justice-2060093_1920

Geen participatie ‘onder Pontius Pilatus’

Kunnen christenen dan ook grenzeloos aan de democratie deelnemen? Die politieke participatie – ook in democratische rechtsstaten – stuit vanuit christelijk perspectief op voorhand op grenzen die raken aan de kern van geloven. In het vroege christendom leefde namelijk zeer breed het bewustzijn dat Jezus christus was gekruisigd ‘sub Pontio Pilato’, dus onder politieke verantwoordelijkheid van een Romeinse bezettingsmacht, in een coalitie bovendien met religieuze overheden. Door de slavendood van Christus gold – en geldt – het als plausibel dat men, mild gezegd, zeker niet alles van een wereldlijke overheid moet verwachten. Het moge dan zo zijn dat men volgens Christus aan de Romeinse keizer moest geven wat de keizer toekomt (namelijk belastingen), maar evenzeer gold dat men die keizers niet als goden mocht vereren – ook niet als die dat wel degelijk eisten, zoals in de politiek-religieuze offerplicht van Romeinse militairen.

Christendom en verzet tegen de overheid

Met andere woorden: het christendom huldigde (net als het jodendom) van meet af aan de opvatting en praktijk dat de politiek-militaire macht van de keizer seculier – in de zin van niet-goddelijk – was en ook moest zijn. Daarbij komt nog, naar een woord van Paulus in de wijsheidstraditie, dat overheden het zwaard niet vergeefs dragen (vgl. Rom. 13) en dat, eveneens in de wijsheidstraditie, ‘wie het zwaard trekt door het zwaard zal omkomen’ (vgl. Mt. 26: 52). Noch het geweld van een overheid, noch het goed recht van verzet daartegen wordt in het christendom daarom als absoluut gezien. Deze teksten moeten niet gelezen worden als topzware theologie van de overheid als institutie, maar als adviezen in de sfeer van de wijsheidsliteratuur: hierin worden sociale mechanismes rondom macht blootgelegd, opdat kwetsbare mensen daar hun handelen op kunnen afstemmen en erin kunnen overleven.

Het geweld is, in het Nieuwe Testament, bovendien al helemaal geen bron van legitimiteit: het is eerder een reden om de slachtoffers van overheidsgeweld op te zoeken en hen barmhartigheid te betonen. Joodse en christelijke profeten gingen immers, op grond van hun streven naar gerechtigheid en vrede, terechte en legitieme conflicten aan met hun politieke overheden, vaak ten aanzien van machtsmisbruik en geweld. Zo bezien vertegenwoordigt de soevereiniteit van staten tegenover religie, zoals wij die in onze streken sinds 1648 kennen, bovenal een bevrijding voor die religie: zij hoeft politiek geweld niet langer te legitimeren. Dit opent een weg naar vreedzaam functioneren.

Christelijke waarden en de morele horizon van de overheid

Ten slotte: in het vroege christendom poogden de Romeinen de verkondiging en missie door christenen te bestrijden. Hieraan conformeerden de vroegchristelijke missionarissen zich niet, want ‘men moet God meer gehoorzamen dan de mensen’ (Hand. 5:29). Overheden hebben vanuit christelijk perspectief dus niet het recht om de verkondiging van het evangelie te verbieden. Overigens betekent het adagium ‘men moet God meer gehoorzamen dan mensen’ nog niet dat christenen opteren voor een theocratie, waarin politieke instituties ondergeschikt zijn aan religieuze. Wel betekent het dat er door God gegeven universele morele wetten zijn, die een hogere status hebben dan de politieke wil van een overheid. Dit inzicht vindt zijn oorsprong overigens niet in het christendom. Het komt bijvoorbeeld ook al voor in de klassieke oudheid, namelijk in Sophocles’ Antigone. De overheid heeft, kort gezegd, een morele horizon nodig die haar overstijgt en die zich niet voluntaristisch laat manipuleren.

ethics-2991600_1920

Kunnen christenen participeren in de democratie?

De conclusie met betrekking tot deze vraag luidt dan dat christenen inderdaad een eigen inbreng kunnen hebben in democratische politiek, met name vanuit de kernwaarden van gerechtigheid, vrede, verzoening, compassie en verantwoordelijkheid. Dit kunnen zij doen door verbinding te zoeken met morele referentiekaders van geseculariseerde burgers. De politieke participatie van christenen in een democratie die zo ontstaat, kent deels andere dilemma’s dan die ten tijde van Jezus van Nazareth. Toen was er sprake van bezetting, onderdrukking, uitsluiting en marginalisering van Joden en christenen, en bestrijding van religies van overheidswege. Nu is er – althans in democratische rechtsstaten – de vrijheid tot ontplooiing van religie, gelijkberechtiging in de zin van de wet, en de mogelijkheid voor religieus geïnspireerde burgers om politieke ambten te vervullen. Er bestaat wel een zekere culturele marginaliteit van religie, echter: die is niet door overheden veroorzaakt, maar door economische, sociaal-culturele en wetenschappelijke ontwikkelingen.

In mijn volgende en laatste blog van deze serie zal ik de vraag beantwoorden of christelijke burgers, als zij mogen en kunnen bijdragen aan de democratie, dat ook moeten.

Fred van Iersel is katholiek theoloog en als bijzonder hoogleraar verbonden aan Tilburg University. Daarnaast is hij professor for social encyclicals aan het International Institute Canon Triest in Gent (B.). Tussen 2002 en 2011 was hij hoofdaalmoezenier van het rooms-katholieke justitiepastoraat bij de Dienst Justitiële Inrichtingen.

Lees meer over waarden en normen

Blijf op de hoogte en meld je nu aan voor de Tocqueville nieuwsbrief!

Tags: politieke moraal, participatie, christenen, democratie, geloof, overheid, Romeinen

1. Dijkstra, M., ‘Houd je land klein’: de taoïstische staatsleer in de context van de ‘honderd scholen’, in: M. Dijkstra et.al., Inleiding taoïstische filosofie. Leven vanuit niet-doen. ISVW uitgevers, Leusden 2015, pp. 15-31.
2. Violante, L., Politica e Menzonga. Einaudi: Torino 2013; ook Sturzo, L., Morale e politica. A cura di Cecilia Dau Nelli; eveneens Mondini, B., Etica Politica, ESD: Bologna 2000;en Binetti, P., Etica e democrazia. Il contributo dei cattoloci alla politica. Lindau: Torino, 2012.
3. Axiale periode: uitdrukking gebruikt door de katholieke existentie-filosoof Karl Jaspers om de periode aan te duiden tussen 800 en 200 voor Christus. Dit was een periode van wereldwijde radicale verandering in culturen, met o.a. versterking, verbreding en verdieping van aandacht voor ethiek in religies.
4. Weber, M., Soziologische Grundbegriffe par. 17, in: M. Weber, Methodologische Schriften. Fischer: Frankfurt 1968 (Auszuege)