Bestuurlijke hoogmoed: over grenzen aan het kunnen van de overheid (II)

Datum bericht: 14 september 2022

Door Gertjan Schutte en Arjen Siegmann

In hun vorige blog gingen Gertjan Schutte en Arjen Siegmann in het voetspoor van Tocqueville en Groen van Prinsterer in op bestuurlijke hoogmoed: de neiging van de (centrale) overheid om voortdurend meer taken naar zich toe te trekken ten koste van decentrale overheden en zelfbestuur van de samenleving.Het bewaken van de grenzen van de macht is blijvend actueel, aldus Schutte en Siegmann. In dit blog gaan zij in op een andere dimensie van bestuurlijke hoogmoed: het overschatten van het eigen kunnen van de overheid.

In zijn encliek Fratelli tutti uit 2020 maakte paus Franciscus geleden de balans op in de wereld. Hij noemde oorlogen en agressief nationalisme en ook de wijze waarop open grenzen door de financiële sector alleen werden gebruikt om zoveel mogelijk winst te maken. Tegenover dit egoïsme en geweld zette Franciscus de oproep om de mensheid te zien ‘als een familie wonend in een gezamenlijk huis’.

Het is begrijpelijk dat paus Franciscus een oproep doet tot naastenliefde. Toch ontbreekt er iets aan Fratelli tutti. Paus Franciscus staat zelf aan het hoofd van een mondiale organisatie die kampt met allerlei problemen. Daardoor wordt Franciscus zelf voortdurend geconfronteerd met de grenzen van zijn bestuurlijke mogelijkheden. Het is jammer dat hij deze bestuurlijke ervaring niet heeft aangegrepen om in Fratelli tutti te reflecteren op de verhouding tussen goede bedoelingen en de alledaagse werkelijkheid.

Stagnerend probleemoplossend vermogen

In ons vorige blog zetten wij uiteen hoe Groen van Prinsterer en ook Tocqueville kritiek uitten op centralisation gouvermentale. Deze gaat ten koste van lokale zeggenschap en van maatschappelijk bestuur. Er is daarnaast nog iets anders: bestuurlijke centralisatie leidt óók niet tot beter bestuur of tot oplossing van de aangepakte problemen. Centraal bestuur is dus niet alleen oplossing, maar ook probleem. Machtsconcentratie leidt tot regelzucht, die vaak weer nieuwe problemen oplevert.

scott-graham-OQMZwNd3ThU-unsplash

Stapeling van problemen

Sinds Tocquevilles en Groens negentiende eeuw zijn de taken van de overheid alleen maar toegenomen en complexer geworden. Ondertussen lijkt het probleemoplossend vermogen van de overheid steeds meer te stagneren. De problemen stapelen zich namelijk op. Zo heeft de overheid een toeslagenprobleem in het leven geroepen en zij lijkt er niet in te slagen het probleem op te lossen; er is een langlopende stikstofcrisis, waarachter allerlei andere problemen schuil gaan, zoals volkshuisvesting en mobiliteit.

Te weinig of teveel?

Op het eerste gezicht lijkt het alsof de overheid te weinig doet. Denk aan de gedupeerden in het toeslagenschandaal; velen zitten diep in de schulden en zijn hun huis kwijtgeraakt, terwijl vele kinderen uit huis zijn geplaatst. Het aanpakken van deze fouten schiet niet op, zo blijkt steeds weer. Er is bijvoorbeeld nog steeds nauwelijks gelukt uit huis gezette kinderen te herenigen met hun ouders. Dit is uiteraard de verantwoording van de overheid, die hier opzichtig tekort schiet.

Als we uitzoomen, lijkt er ook iets fundamentelers aan de hand. De overheid heeft eerst een onnodig complex systeem in het leven geroepen. Dat bleek ook nog eens fraudegevoelig. Bij de discussies over de zogenoemde Bulgarenfraude in 2013 was er een roep vanuit de Tweede Kamer en de samenleving om misbruik van de voorziening hard aan te pakken. Als reactie daarop werd de handhaving aangescherpt, en om dit ook effectief te doen werd die handhaving juist versimpeld.

Bij de compensatie van slachtoffers in het toeslagenschandaal waren er ook hoge verwachtingen; de vergoedingen aan de slachtoffers moesten zo snel mogelijk worden uitgekeerd. Een tijd later volgden er klachten over onterechte of buitensporige compensaties. De les is dat de verwachtingen van de politiek simpelweg niet overeenkomen met de capaciteiten van de uitvoeringsinstantie, de Belastingdienst.

hansjorg-keller-p7av1ZhKGBQ-unsplash

Politiek van ongeduld

De toeslagenaffaire staat symbool voor een breder verschijnsel: de politieke eis om snel en doortastend beleid te hebben. Er moet nu iets gebeuren, zo is vaak de teneur. Als het stof opgetrokken is, wordt dit beleid weer beoordeeld op rechtmatigheid en grondigheid. Dat beleid altijd gebaseerd is op onvolledige informatie en wordt uitgevoerd door mensen die fouten maken, wordt vaak genegeerd.

Met andere woorden, het is een groot politiek en bestuurlijke probleem dat bestuurders, de Tweede Kamer en de publieke opinie hoge verwachtingen hebben van beleid, die in de praktijk niet te realiseren zijn of anders uitpakken dan verwacht. Onder druk van politici en publieke opinie doen bestuurders toezeggingen die zij niet waar kunnen maken, maar waarop zij wel aangesproken worden.

Het beperkte kunnen van de overheid

De onwelkome boodschap is dat de overheid niet in staat is om alle taken uit te voeren. Dit blijkt bijvoorbeeld uit een nieuw drama: minister Harbers gaf in het dagblad Trouw openlijk aan dat Nederland de Europese normen voor de waterkwaliteit niet gaat halen.2  Harbers anticipeert op de bestuurlijke mislukking en hoopt op ‘coulance’ van de EU.

Dat is een dramatische ontwikkeling, want de overheid moet een betrouwbaar instituut zijn, dat voorspelbaar en evenwichtig handelt. Openlijk aangeven dat het beleid niet waar te maken is, is al anticiperen op de mislukking. Dit is een symptoom van het onderliggende probleem; de grote ambities die via moties en wetten de wereld in geholpen worden.

Wat te doen?

Een eerste stap is het articuleren van dit probleem op bestuurlijk niveau; een minister kan net als minister Harbers deed expliciet uitspreken dat een ministerie beperkte mogelijkheden heeft en vooraf aangeven dat bijvoorbeeld ICT-systemen niet berekend zijn op grote ambities. Negatief beleid zou een volgende stap kunnen zijn. Dat wil zeggen, overheidsorganen spreken niet alleen hun prioriteiten uit, maar formuleren ook punten waar zij geen of minder aandacht aan besteden.

Zo’n aanpak geeft hoop dat de additieve afwijking vermeden kan worden: het geloof dat een situatie beter wordt door iets toe te voegen.3  We hebben er allemaal last van en zijn blind voor de mogelijkheid dat het weghalen van iets net zo nodig is als het toevoegen. Met het weghalen van falend overheidsingrijpen zou de samenleving gediend kunnen zijn. En het zou passen in een hernieuwde waardering van het werk van Groen van Prinsterer en Tocqueville.

Vond je dit een boeiende blog? Lees meer en blijf op de hoogte door je aan te melden voor onze maandelijkse Blog Alert

Gertjan Schutte is historicus en werkt aan een biografie van Groen van Prinsterer aan de Theologische Universiteit Kampen|Utrecht

Arjen Siegmann is hoogleraar christelijk sociaal denken aan de Vrije Universiteit en stafmedewerker van het wetenschappelijk instituut voor het CDA.

#Tocqueville #Groen van Prinsterer #overheidsmacht #overheidsfalen #toeslagenaffaire

1. Het eerste deel, "Bestuurlijke hoogmoed: over grenzen aan de macht van de overheid (6-07-22) is te vinden op Bestuurlijke hoogmoed: over grenzen aan de macht van de overheid (1)  - Tocqueville (ru.nl)

2. Trouw, 20 april 2022, https://www.trouw.nl/politiek/nieuwe-natuurcrisis-dreigt-nu-nederland-de-waterkwaliteit-niet-op-orde-heeft~babb650d/ .

3. G.S.  Adams, B.A. Converse, A.H. Hales, L.E. & Klotz, L. E., ‘People systematically overlook subtractive changes’, in Nature 2021, 592(7853), p. 258-261.