Burgerschap in spagaat

Datum bericht: 16 april 2020

Door Renée Wagenvoorde

Wat is burgerschap anno 2020? Renée Wagenvoorde, gepromoveerd op het thema burgerschap, analyseert wat burgerschap betekent voor de overheid. Hoe wordt dit concept ingezet in verschillende beleidsterreinen zoals integratie en onderwijs? En hoe verhoudt zich dit tot identiteit en diversiteit?

Burgerschap is ‘in’

Burgerschap is een complexe notie. We zien de term vaak voorbijkomen in de media en het is inmiddels een veelgebruikte term in overheidsbeleid. Ik zeg ‘inmiddels’, omdat dit in het verleden wel anders is geweest. Lange tijd werd de term omgeven door een zweem van spruitjeslucht en riep burgerschap vooral associaties op met ‘burgerlijk’ of ‘kleinburgerlijk’. Vanaf de jaren ’90 van de vorige eeuw is daar verandering in gekomen en in relatief korte tijd is het een term geworden die te pas en te onpas wordt ingezet.

Op allerlei verschillende beleidsterreinen wordt gestreefd naar ‘goed burgerschap’. Mensen moeten geactiveerd of gestimuleerd worden om goede burgers te zijn, inwoners moeten hun burgerschap op een bepaalde manier vormgeven. Actief burgerschap is binnen verschillende terreinen als beleidsdoel geformuleerd. Wat precies wordt bedoeld met ‘burgerschap’, en wanneer iemand dan een goede burger is, daarover lopen de meningen nogal uiteen, zélfs binnen de overheid!

Uiteenlopende visies

Het is natuurlijk logisch dat er over een complexe notie verschillend wordt gedacht. De vraag is echter of binnen één algemene overheid niet een eenduidige visie op burgerschap zou moeten bestaan. Om te laten zien hoe verschillend op dit moment wordt gedacht over de notie, laat ik twee beleidsterreinen zien waarbinnen de visies op burgerschap duidelijk aanwezig zijn, maar behoorlijk uiteenlopen: integratie en onderwijs.

Integratiebeleid

In het integratiebeleid wordt burgerschap beschouwd als het doel van integratie. Dit betekent dat nieuwkomers (pas) goede burgers zijn wanneer zij succesvol geïntegreerd zijn. Succesvolle integratie is in de loop van de decennia op verschillende manieren opgevat. Vanaf het begin van dit millennium is er overeenstemming over het feit dat integratie enerzijds te maken heeft met actieve deelname aan de samenleving. Anderzijds heeft integratie te maken met identificatie met Nederland, of anders geformuleerd, met het omarmen van de Nederlandse identiteit. Binnen het integratiebeleid heerst dus het idee dat er zoiets bestaat als een gemeenschappelijke Nederlandse identiteit: een nationaal verband met culturele waarden en gewoonten, waarmee nieuwkomers zich kunnen en moeten identificeren om goede burgers te kunnen zijn. Deze identificatie is nodig om te kunnen participeren in de samenleving. Burgerschap is hiermee in eerste instantie een identiteitskwestie.

tocqueville_democratie_religie_radboud_fftr_RenéeWagenvoorde_burgerschap_onderwijs_integratie_identiteit_diversiteit

Onderwijsbeleid

In het onderwijsbeleid daarentegen is een heel andere notie van burgerschap aanwezig. Burgerschapsvorming is één van de belangrijkste beleidspunten van het ministerie van OCW om de socialisatiefunctie van het onderwijs vorm te geven. Burgerschap wordt hierbinnen gelijkgesteld aan ‘actief burgerschap’ en dit gaat over de bereidheid en het vermogen om deel uit te maken van de gemeenschap en daar ook een actieve bijdrage aan te leveren. Daarnaast is diversiteit een speerpunt binnen het burgerschapsonderwijs; het belang van kennismaking met de samenleving en ontmoeting van mensen van verschillende afkomst staat centraal. Burgerschap is binnen dit beleidsterrein dus vooral een kwestie van sociale of maatschappelijke betrokkenheid. Binnen het onderwijsbeleid wordt ook wel gekeken naar gemeenschappelijke waarden en gedeelde identiteit, maar hier wordt erg voorzichtig mee omgesprongen. Gemeenschappelijke waarden worden hier niet ingevuld met culturele, nationale aspecten, maar worden breder geïnterpreteerd: het zijn minimale waarden die nodig zijn om pluriformiteit en democratie te waarborgen.

Merkwaardige spagaat

Wij zien hier dus een merkwaardige spagaat in het denken over burgerschap binnen de nationale overheid. Binnen het ene beleidsterrein wordt de nadruk gelegd op identificatie met een gedeelde nationale identiteit, terwijl in het andere beleidsterrein de omgang met pluriformiteit in de samenleving juist centraal staat. Het lijkt op de lange termijn onhoudbaar om twee zo uiteenlopende visies op goed burgerschap naast elkaar te laten bestaan.

Bovendien is het de vraag of het doel van de twee beleidsterreinen dusdanig anders is, dat het deze verschillen rechtvaardigt. Ik denk niet dat dit het geval is. Binnen beide beleidsterreinen is goed burgerschap een doel en in beide terreinen heeft dit te maken met een socialiserend aspect: het beleid is erop gericht om de doelgroep (nieuwkomers en jongeren) succesvol te laten participeren in de samenleving. Een interessante vraag is nu welk van de twee benaderingen het beste in staat is om dit doel te bereiken: een benadering waarbij de nadruk ligt op de gemeenschappelijkheid van het Nederlanderschap, of een benadering die juist de pluriformiteit van de samenleving benadrukt?

Renée Wagenvoorde is verbonden aan de faculteit FTR van de Radboud Universiteit en is gepromoveerd op op de relatie tussen religieuze waarden en Nederlandse burgerschapswaarden.

Meld je nu aan voor de Tocqueville-nieuwsbrief!

Lees meer over burgerschap

Tags: burgerschap, onderwijs, integratie, identiteit, diversiteit