Tocqueville, de Franse Revolutie en het onbehagen in de politiek

Datum bericht: 16 februari 2022

Door Fred van Iersel

De Franse Revolutie van 1789 wordt doorgaans als een radicale breuk met het verleden beschouwd. Is dat in alle opzichten wel juist? Fred van Iersel laat aan de hand van de analyse van Alexis de Tocqueville zien dat een andere visie heel goed mogelijk is. Die visie is verfrissend voor het kijken naar ontwikkelingen in onze hedendaagse samenleving.

De idealen van de Franse Revolutie

De Franse Revolutie geldt met haar idealen van vrijheid, gelijkheid en broederschap voor velen als een historische inspiratiebron voor een van deze drie waarden of voor een combinatie ervan. Liberalen verwijzen primair naar vrijheid; socialisten naar gelijke uitkomsten van sociaal-economisch beleid, en christendemocraten vragen zich af welke rol de broederschap speelt in de samenleving. Maar wat doen wij precies wanneer wij naar de Franse Revolutie kijken? Het loont de moeite te rade te gaan bij Alexis de Tocqueville. Hij schreef niet alleen het bekende standaardwerk over de democratie in Amerika na de Amerikaanse Revolutie, maar ook meerdere teksten over de Franse Revolutie die zeer lezenswaard zijn.

De lange aanloop van de Revolutie

De Franse Revolutie is in de geschiedenis vaak besproken als een volstrekt nieuw begin; een begin waarin de sociale en politieke verhoudingen radicaal veranderd waren. Juist dat nieuwe begin is tot de verbeelding blijven spreken: de vestiging van een nieuwe politieke orde, gestoeld op nieuwe idealen. In zijn teksten over de Franse Revolutie rekent Tocqueville nu precies af met de voorstelling dat deze revolutie in alle opzichten een breuk met het recente verleden betekende. Tocqueville schrijft het moment van de revolutie niet toe aan een breuk met de tijd die er direct aan voorafging en die een volstrekt nieuw begin inluidde, maar eenvoudig aan de publieke opinie van het jaar 1789.

pierre-herman-Fw_2kaQZc90-unsplash

Zijn betoog komt hier op neer: de revolutie had een lange aanloop van tenminste enkele decennia. Die voorafgaande periode bracht ten eerste een centralisatie van het bestuur. Deze centralisatie was in de visie van Tocqueville dus niet zozeer een gevolg van de revolutie, maar een voorwaarde daarvoor. Ten tweede was ruim voor de revolutie de macht van het ambtelijk apparaat sterk gegroeid. Ten derde was in die periode het verval van de adel duidelijk zichtbaar. De adel had zich van het volk vervreemd in plaats van dit te leiden en besturen.

Wat er volgens Tocqueville gebeurde tijdens de Franse Revolutie was dat ‘het volk’ zich in feite in deze drie zich reeds voltrekkende moderniseringen van bestuur voegde en ‘slechts’ het bestuur overnam van de Koning. De Terreur van Robespierre is in dit perspectief niet zozeer een onderdeel van het abrupt nieuwe, als wel een onderbreking van de zojuist geschetste bestuurlijke ontwikkeling.

De katholieke kerk

Zoals Tocqueville ook beschrijft, liep het verval van de adel voorafgaand aan de Franse Revolutie parallel aan het verval van de katholieke kerk; die functioneerde door haar staatskerkelijke oriëntatie meer als een politieke, bestuurlijk gerichte organisatie dan als religieuze organisatie die bij verlangens van het volk aansloot - sommige abdijen, congregaties en individuele priesters die op het volk gericht waren, uitgezonderd.

Evolutie of revolutie?

Met een beetje lef zouden wij kunnen zeggen: de Franse Revolutie was volgens Tocqueville een fase in een evolutie, een geleidelijke ontwikkeling, waarin de revolutie het begin van een nieuwe fase betekende; dus wel een begin, maar geen breuk, en geen abrupt einde van het voorgaande. Precies dit inzicht is van belang voor de waardering van de Franse Revolutie.

jean-philippe-delberghe-CjpcbF_osZ0-unsplash

Lessen trekken

In zijn analyse brengt Tocqueville de Franse Revolutie niet in verband met de Amerikaanse, maar hij kijkt vooral naar de intern-Franse factoren. Hij doet dat nuchter observerend, niet vanuit de adhesie aan de leuzen van de Franse Revolutie, maar vanuit de ontwikkeling van de staat als institutie. Hij idealiseert de Franse Revolutie niet, maar demoniseert die evenmin.

Van hieruit bezien kunnen wij onszelf afvragen welke institutionele omstandigheden de legitimiteitscrisis in democratische rechtsstaat van vandaag veroorzaken. In plaats van het ‘ontevreden volk’ emoties toe te schrijven en zelf op de troon der rede plaats te nemen, is het beter de vraag de stellen welke interne ontwikkelingen in onze instituties het onbehagen onder de bevolking hebben voorbereid en gemobiliseerd. Zo bezien kan Tocqueville ons inspireren voor een bezonnen reactie op populisme ter linker- en rechter zijde. In plaats van ons te laten leiden door angst voor populisme is het beter de oorzaken ervan in onze dragende instituties onder de loep nemen.

En Nederland?

In mijn ogen draagt de benadering door de overheid van de burger als consument bij tot ont-politisering. Die ontwikkeling heeft bijgedragen aan de opkomst van het populisme: burgers die precies als klant ontevreden zijn, bijvoorbeeld over de wachtlijsten in de gezondheidszorg; een van de thema’s die door Pim Fortuyn in enkele decennia geleden zo sterk werd benadrukt. Deze benadering werkt door in een visie op vrijheid als vrijheid van consumptie in plaats van verruiming van politieke participatie en zeggenschap. Voor gelijkheid geldt iets vergelijkbaars. Het is tijd om de onze begrippen van vrijheid en gelijkheid in de verhouding tot de overheid opnieuw te definiëren.

Vond je dit een boeiende blog? Lees meer en blijf op de hoogte door je aan te melden voor onze maandelijkse Blog Alert.

Fred van Iersel is emeritus hoogleraar aan Tilburg University. Momenteel doceert hij katholieke sociale leer aan het International Institute Canon Triest te Gent (B.). Hij is tevens associate researcher aan Radboud University.

#Tocqueville #Franse Revolutie #Amerikaanse Revolutie #vrijheid #gelijkheid #broederschap #burgerschap #instituties #centralisatie #legitimiteit #onbehagen #Rooms-Katholieke Kerk