De verbeelding van de toekomst

Datum bericht: 16 december 2019

Door Paul van Geest

Zo in december kijken we uit naar 2020: naar de toekomst. In de geschiedenis van het christendom is de ‘toekomst’ een van de meest dragende en bepalende noties geworden. De concrete verbeelding van die toekomst is in de loop van de eeuwen wel drastisch veranderd. Hoogleraar Paul van Geest laat zien hoe dat zich heeft ontwikkeld.

Christus’ wederkomst

Voor de allereerste christenen was de toekomst, waarin alles en iedereen in God zou worden opgenomen, zeer nabij. Christus’ wederkomst, zijn parousie, zou aanstaande zijn. Maar die verwachting moest worden bijgesteld. Christus kwam helemaal niet terug. In plaats van het Rijk Gods dat hij bij leven had verkondigd, kwam iets dat bij intense vlagen werkelijk voor geen meter aan de idealen beantwoordde die inherent waren aan het Rijk Gods. Wat kwam was: de Kerk. De toekomstverwachting moest behoorlijk worden bijgesteld.

Tranendal?

De tijd vorderde en door mensen in de kerk werden op basis van teksten in de Schrift nieuwe voorstellingen van de toekomst gemaakt: voorstellingen van de toekomst hier op aarde én van de toekomst aan gene zijde van tijd en ruimte. Die toekomst op aarde zag er behoorlijk onheilspellend uit. In de Middeleeuwen waren oorlogen en ziekten als de pest nooit ver weg. Predikers traden op die hel en verdoemenis preekten en aardse calamiteiten zagen als een straf van God voor de zonden die mensen maar bleven begaan. Niet zelden waren collectieve massapsychoses het gevolg. Hoewel ook met ware doodsverachting van schoonheid werd genoten, werd in deze periode een lied geschreven waarin het leven op aarde was voorgesteld als een zijn in valle lacrimarum: als een leven in een tranendal.

Hemel, hel en vagevuur

Aan de nog jonge universiteiten van Leuven, Parijs of Tübingen werd over de toekomst van de mensen aan gene zijde van tijd en ruimte wat meer bezonnen gedacht. Er werden zelfs heel concrete beelden ontwikkeld. Er was een hemel, waar degenen, die zonder zonden waren in het uur van hun dood, verbleven tot Christus zou wederkomen en zijn finale Oordeel zou uitspreken. Maar er was ook een hel, waar degenen, die er op aarde een immoreel potje van hadden gemaakt, eeuwig zouden branden in een onblusbaar vuur. Dante schroomde in zijn Goddelijke Komedie niet behoorlijk wat pausen in de hel te plaatsen. Maar er was ook nog zoiets als een uitzuiverend vuur, het purgatorium. Hierin werden de zielen, aan wie nog een vlekje zat, gezuiverd van deze vlekjes en gevrijwaard van de gevolgen die de vlekjes hadden. Concreter konden de theologen tot de Verlichting de voorstellingen van de toekomst niet maken. Ook niet leuker. Alleen de echt grote geesten wezen in dit verband op de liefde van God, waarin de hele schepping, de mensheid incluis, zou worden opgenomen aan het einde der tijden.

Compassie

Na de Verlichting werden theologen – gelukkig! – veel minder trefzeker in hun uitspraken. In het nieuw ontwikkelde vak ‘Eschatologie’ (‘de leer over de uitersten’) werd uiteindelijk de scheidslijn tussen de aardse toekomst en die daarbuiten veel minder scherp getrokken. Was het niet zo dat de Hemel al doorbrak in het heden als christenen waarden als compassie, aandacht voor de kwetsbaren, aandacht ook voor de intrinsieke waardigheid van iedere mens en voor de gelijkwaardigheid van man en vrouw gestalte gaven? Was het niet zo dat als een christen deed wat Christus leerde (‘wat u de minsten der mijnen hebt gedaan, dat hebt u mij gedaan’; Mt. 25), het Rijk Gods al nabij was in het heden? En waren de voorstellingen van hemel, hel en vagevuur toch niet al te concreet geweest, zodat het mysterie van de Liefde – hier en later – door deze ‘verzakelijking in de theologie’ zo onderbelicht was gebleven?

Hoop

Kortom: voor christenen is de toekomst altijd al onzeker geweest. Verwachtingen moesten worden bijgesteld. Maar de woorden van de profeet Jesaja werden steeds belangrijker. Hij wijst erop dat nieuwe tijden vaak al begonnen zijn, zonder dat mensen dit in de gaten hebben. En hoewel de tekenen van de tijd vaak makkelijk tot het tegendeel zouden kunnen leiden: de profeet put hieruit die wonderbaarlijke kracht van de hoop.

In de geschiedenis van het christendom is de ‘toekomst’ een van de meest dragende en bepalende noties geworden. De concrete verbeelding van die toekomst is in de loop van de eeuwen wel drastisch veranderd.

Paul van Geest is hoogleraar kerkgeschiedenis en geschiedenis van de theologie aan Tilburg University, en hoogleraar economie en theologisch denken aan de Erasmus Universiteit. Hij is ook gasthoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven.

Meld je nu aan voor de Tocqueville-nieuwsbrief!

Lees meer over hoop en geloof in de democratie


Andere blogs