Waarom Tocqueville?

Alexis de Tocqueville zag in dat een democratie niet alleen een set van regels en procedures is, hoe belangrijk die ook zijn. Voor het functioneren van een democratie is een maatschappelijke cultuur vereist die de democratie kan dragen. Wanneer zo’n cultuur aanwezig is, wordt die gemakkelijk over het hoofd gezien. Alles lijkt dan immers vanzelf te gaan. Maar wij beseffen het belang van dit inzicht weer ten volle wanneer wij zien hoe het in sommige andere landen in de wereld niet lukt om een democratie echt te laten werken.

Tocqueville ziet die cultuur ruim. Hij omschrijft die als ‘het geheel van de morele en geestelijke gesteldheid van een volk’. Bij zijn analyse van de Amerikaanse samenleving merkte hij dat hij het christelijk geloof een van de krachtige culturele krachten was. Om te beginnen, noemde Tocqueville het geloof in Amerika als belangrijkste ‘politieke instelling’. Dat klinkt misschien vreemd voor een land met een scherpe scheiding van kerk en staat. Wat Tocqueville bedoelde, was dat het geloof van de Amerikanen heel goed samenging met de staatsinstellingen en de democratie. Sterker nog: het geloof schraagde zelfs de staatsinstellingen en de democratie. Velen waren juist naar Amerika gegaan om zich te ontworstelen aan de oude Europese regimes, om in vrijmoedigheid een nieuwe samenleving te vormen en om in vrijheid hun geloof te beleven.

Daarnaast zag Tocqueville nog een ander verband tussen geloof en democratie. De verbindende schakel daarbij vormden waarden en normen. Tocqueville die uit het katholieke Frankrijk kwam, zag in Amerika een ontelbare hoeveelheid verschillende geloofsrichtingen, die hem keer op keer verbaasden. Hij zag tegelijk dat al die uiteenlopende richtingen dezelfde waarden en normen predikten. En via die waarden en normen oefende het geloof een belangrijke invloed uit op de zeden en de gewoonten in het land. Tocqueville sprak van de habits of the heart, de gewoonten van het hart. Het ging daarbij niet om klakkeloos conformistisch gedrag – integendeel zelfs. Het ging eerder om een  innerlijk kompas, een innerlijke beschaving, een verinnerlijkt gevoel van wat wel en niet kan, die samen maken dat een democratische samenleving werkt.