Het stokje van Antonia Brico

Datum bericht: 12 november 2018

In de laatste week van de tentoonstelling 'Antonia Brico bij Pathé' blikken we terug op de komst van Brico's archief bij het KDC in 2015. Ruud Franssen, archiefmedewerker bij het KDC en gespecialiseerd in het leven en de loopbaan van de beroemde dirigente, schreef dat jaar een boeiende bijdrage over haar in de Impressie. U kunt dit verdiepingsartikel nu hieronder teruglezen.

inrichten brico-3

Het stokje van Antonia Brico: Het verhaal van een baanbrekende dirigente

Medio 2015 bezochten twee KDC-medewerkers Rex Brico, voormalig redacteur 'geestelijk leven' van het weekblad Elsevier. Ze verlieten zijn Amsterdamse flat met een waardevolle schat: een boodschappendoos bomvol archivalia én een dirigeerstokje. Dit had toebehoord aan zijn nicht, Antonia Brico (1902-1989): de eerste vrouw die in 1930 het prestigieuze symfonieorkest de Berliner Philharmoniker dirigeerde.

Kindertijd

De jeugd en kindertijd van Antonia Brico zijn minstens zo opmerkelijk als haar carrière als dirigente. Antonia wordt op 26 juni 1902 in Rotterdam geboren als dochter van een alleenstaande moeder, Agnes Brico. Agnes komt uit een vroom, katholiek Amsterdams gezin. Als ongehuwd meisje raakt zij zwanger, waarop haar vader elk contact met de vader van haar kind verbiedt en haar bovendien uit huis zet. Agnes vertrekt naar Rotterdam, waar zij een baan vindt als hulp in de huishouding; de vader van haar kind, een pianist, is inmiddels spoorloos. Na de geboorte van Antonia belanden moeder en dochter in een protestants gesticht.

Als zij na een jaar de instelling moeten verlaten is Agnes wanhopig en ziet geen toekomst voor hen beiden. Niet in staat om gelijktijdig te werken en voor haar dochter te zorgen, gaat ze middels een advertentie op zoek naar een pleeggezin voor het kind. Het lukt haar Antonia onder te brengen bij de protestantse familie Wolthuis met de belofte te zullen bijdragen in de kosten van levensonderhoud van haar kind. Agnes zelf belandt in 1906 in een katholiek nonnenklooster. Hier wordt gedreigd met excommunicatie wanneer ze Antonia niet weghaalt bij de protestante pleegouders. Dit noopt de gelovige Agnes haar dochter aan mevrouw Wolthuis terug te vragen. Deze weigert echter pertinent, vooral omdat Agnes schromelijk in gebreke is gebleven bij het leveren van de beloofde financiële bijdrage voor het kind. Agnes doet een beroep op de katholieke kerk om de kosten van Antonia’s verblijf in het pleeggezin te vergoeden maar deze weigert; wél wil de kerk de kosten betalen van een proces om de hereniging van moeder en kind af te dwingen.

Dit proces komt er in 1907 als Antonia vijf jaar oud is. Op de dag van het proces echter vertrekt mevrouw Wolthuis heimelijk en met medeneming van Antonia per boot naar Amerika waar haar man al enige tijd verblijft. Agnes wacht tevergeefs in de rechtszaal en neemt met ontzetting kennis van het vertrek van haar dochter. Eenmaal in Amerika wordt het meisje door het echtpaar Wolthuis als hun eigen kind geregistreerd, waarna zij niets meer van zich laten horen. Agnes is vertwijfeld door het verlies van haar dochter en overlijdt in 1909. Haar laatste woorden zijn: "Spoor in godsnaam Antonia op!"

Haar jeugd in Californië

Het gezin Wolthuis vestigt zich in Californië waar mevrouw Wolthuis zich ontpopt tot een hardvochtige pleegmoeder die Antonia dagelijks slaat en met wie het kind voortdurend conflicten heeft. Antonia ontwikkelt zich tot een nerveus, overgevoelig en angstig kind dat constant nagels bijt. Als remedie hiertegen adviseert een arts haar piano te laten spelen. Een uitstekende raadgeving want Antonia stort zich met volle overgave op het instrument en blijkt over een groot muzikaal talent te beschikken. Uren brengt ze dagelijks achter de piano door en op haar tiende heeft ze al de tweede rapsodie van Liszt onder de knie. Ze speelt graag op de spiritistische seances die haar pleegmoeder houdt, omdat zij na afloop altijd door de aanwezige dames geknuffeld wordt. Haar moeder onderkent al snel de commerciële mogelijkheden van het talent van haar stiefdochter en arrangeert voor haar op haar dertiende een baantje als pianist in een vaudevilletheater. Dit belet Antonia echter naar school te gaan, wat haar zeer spijt. Als ‘wraak’ speelt ze in het theater in plaats van populaire deuntjes enkel klassieke muziek, wat tot afkeurende reacties van het publiek en uiteindelijk tot haar ontslag leidt. Dit leidt weer tot een woedeaanval van haar pleegmoeder, die Antonia toebijt blij te zijn dat zij niet haar biologische moeder is. Voor Antonia, aan wie dit nog nooit is verteld, is het een grote schok.

In het laatste jaar van high school vindt ze een baantje als zangeres/ pianiste in een supermarkt van Woolworths in San Francisco. Het geld dat zij daarmee verdient spaart ze om zich als muziekstudent te kunnen laten inschrijven aan de Universiteit van Berkeley. Op haar zeventiende raakt Antonia bevriend met een echtpaar uit San Francisco en als ze, na een overnachting daar vanwege een feestje, thuis niet meer welkom blijkt, trekt ze bij het echtpaar in. Bij de verhuizing wordt haar door mevrouw Wolthuis nog eens goed ingepeperd uit wat voor een ellendige, roomse familie van armoedzaaiers ze afkomstig is. Als Antonia in 1926 voor het eerst sinds haar gedwongen emigratie weer in Nederland is om kennis te maken met de familie van haar echte moeder, blijken al deze beweringen gelogen.

Studietijd

Ondanks tegenwerking van haar pleegouders en beperkte financiële middelen begint de zeventienjarige Antonia aan de door haar gewenste muziekstudie. Zij is al snel door haar spaargeld heen en zal de rest van haar studietijd slechts met moeite rond kunnen komen. Haar bescheiden studiebeurs vult ze aan met inkomsten uit bijbaantjes als pianolerares, pianiste op dansavonden en ouvreuse in een concertzaal.

Na de beëindiging van haar studie in 1925 wordt zij door de Poolse pianist Stojowski uitverkoren om bij hem in New York pianolessen te gaan volgen. Vanwege haar nog steeds deplorabele financiële situatie hoeft ze de lessen niet te betalen. Weer terug in Berkeley krijgt zij een aanstelling als assistent van het hoofd van de muziekfaculteit, Modeste Alloo.

Aan Alloo vertelt ze haar droom: ze wil dirigente worden. Alloo reageert sceptisch en biedt haar als alternatief een goede baan op de faculteit aan. Antonia laat zich echter niet ompraten, waarop Alloo haar toch voorziet van een aanbevelingsbrief voor Karl Muck, dirigent van de Hamburger Philharmoniker en het Wagnerfestival in Bayreuth. In juni 1927 vertrekt zij naar Beieren.

Bij hun kennismaking raakt Muck onder de indruk van de gepassioneerde, ambitieuze vrouw en biedt haar gratis privélessen aan. Als Antonia aan het eind van het festivalseizoen Muck vraagt of ze bij hem in Hamburg verder kan studeren in de dirigeerkunst raadt hij haar aan de dirigentenopleiding van de Rijksacademie voor Muziek in Berlijn te gaan volgen. Deze geldt als beste ter wereld en de concurrentie voor een studieplek is navenant. Er zijn twintig kandidaten voor slechts twee studieplekken, maar Antonia weet er een van te veroveren. Ze verhuist naar Berlijn en sluit na twee jaar keihard studeren in 1929 als eerste vrouw de prestigieuze opleiding succesvol af.

Carrière

Het debuut van Antonia Brico vindt plaats op 10 januari 1930, als ze, als eerste vrouw, in Berlijn de Berliner Philharmoniker dirigeert. De recensenten, onder wie Amerikaanse, zijn unaniem in hun lof voor de bevlogen dirigente en al snel volgen uitnodigingen om naar Amerika te komen. Nog datzelfde jaar dirigeert ze onder grote bijval de Los Angeles Philharmonic in de fameuze Hollywood Bowl, toen de grootste concertzaal ter wereld. Na dit overweldigende debuut in Amerika volgen twee concerten met de San Francisco Symphony. Bij het eerste daarvan speelt haar vroegere leraar Stojowski onder Antonia’s directie een van zijn eigen pianoconcerten. In het najaar van 1930 keert zij terug naar Europa waar zij concerten dirigeert in Berlijn en Hamburg. Aansluitend maakt ze een uitgebreide tournee door Polen en de Baltische staten. Helaas krijgt ze hierna geen nieuwe aanbiedingen en ziet ze zich genoodzaakt in nachtclubs artiesten op de piano te begeleiden. In 1932 keert ze ontgoocheld terug naar Amerika. Een jaar later kan Antonia drie concerten dirigeren in New York, waarvan het laatste echter niet doorgaat omdat bariton John Thomas weigert onder een vrouw op te treden.

Het jaar daarna vat ze het idee op een orkest te beginnen met louter vrouwen. Ze weet hiervoor de steun te verwerven van Eleanor Roosevelt en kort daarna richt ze de New York Women’s Symphony op. Dit orkest zal een aantal jaren regelmatig optreden, meestal in Carnegie Hall, maar wordt in 1939 wegens financiële problemen opgeheven. In 1938 wordt Antonia tot Amerikaans staatsburger genaturaliseerd en dirigeert ze, weer als eerste vrouw, de New York Philharmonic.

Zij leidt in 1941 enkele malen met veel succes het Denver Symphony Orchestra waarna de orkestleiding haar laat weten dat ze een serieuze kandidaat is voor het dirigentschap van het orkest en ze besluit naar Denver te verhuizen. Haar kandidatuur leidt daar echter tot hevige conflicten in society-kringen met als gevolg dat de orkestleiding afziet van haar benoeming. Noodgedwongen richt ze zich weer op het geven van pianolessen en het dirigeren van amateurorkesten. In 1947 wordt Antonia wel gevraagd dirigent te worden van een semiprofessioneel orkest in Denver, het Denver Businessmen’s Orchestra. Ze zal dit tot op hoge leeftijd met veel toewijding blijven leiden. Het orkest wordt later omgedoopt tot de Brico Symphony. Na de Tweede Wereldoorlog dirigeert ze ook in Europa nog regelmatig grote symfonieorkesten, zoals in 1946 een door de AVRO uitgezonden concert van het Radio Philharmonisch Orkest.

Vriendschappen

Antonia was bevriend met veel groten uit de muziekwereld zoals Arthur Rubinstein en Sibelius. Een speciale vriendschap onderhield zij met Albert Schweitzer, die ze in 1949 bij een lezing leerde kennen. Ze raakte direct in de ban van de arts/filosoof/ musicus en bezocht hem in Duitsland, waar Schweitzer haar inwijdde in de geheimen van de muziek van Bach. Later bezocht ze hem in zijn zendingsziekenhuis in Lambaréné in Gabon.

Een van haar pianoleerlingen in Denver was Judy Collins, die zou uitgroeien tot een wereldberoemde folkmuzikante. Collins begon al jong met pianolessen bij Antonia en bleek een getalenteerde leerlinge, zo zelfs, dat Brico voor haar een carrière als concertpianiste in het verschiet zag. Halverwege haar tienerjaren raakte Judy echter begeesterd van Amerikaanse folkmuziek en wisselde de piano in voor de akoestische gitaar. Zij zou wereldhits scoren als Both Sides Now en Send in the Clowns. Judy was zo gesteld op Antonia dat zij in 1972 een documentaire over haar maakte. Deze film Antonia: A Portrait of a Woman ontving lovende recensies en werd voor een Oscar genomineerd in de categorie documentaire film.

De film is een verslag van Antonia Brico’s strijd tegen de vooroordelen die in de klassieke muziekwereld heersten tegenover vrouwelijke dirigenten. Het zou Antonia tot haar overlijden in 1989 spijten dat geen enkel groot symfonieorkest het had aangedurfd om haar als vaste dirigent te engageren.

Haar dirigeerstokje vertelt haar bijzondere levensverhaal: het wordt voortaan zorgvuldig en met ere bij het KDC bewaard.

dirigeerstok_correctie

Dit artikel is origineel verschenen in De Impressie, nr. 17 (2015).

Auteur: Ruud Franssen
Het fotomateriaal van Antionia Brico is afkomstig uit de collectie van het KDC, fotograaf onbekend.
Aanvullende foto's: Jeffry Huntjens