Vereniging Landelijk Woonwagenwerk
Archiefnummer: 931
Archiefnaam: LWW
Sector: Caritas en maatschappelijk werk
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: (1914) 1945-1987
Voor inzage toestemming aanvragen via de archivaris
Plaatsingslijst en Rubriekenschema (pdf, 1,9 MB) vernieuwd oktober 2018
Ten geleide
Vereniging Landelijk Woonwagenwerk ((1914) 1945-1987) [1]
De Vereniging Landelijk Woonwagenwerk (LWW) werd in 1946 opgericht onder de naam RK Vereniging van Woonwagenliefdewerken in Nederland. Met deze oprichting werd een heel nieuwe start gemaakt van het al sinds de jaren twintig bestaande ‘liefdewerk'. Nadat de overheid het in 1918 mogelijk had gemaakt om woonwagenkampen in te richten, kwamen de woonwagenbewoners, die voor het merendeel katholiek waren, binnen het bereik van de katholieke caritas. Plaatselijke verenigingen werden gebundeld in diocesane bonden, die zich in 1921 weer verenigden in een Federatie van Diocesane Bonden van het RK Liefdewerk ten bate van Kermisreizigers, Bewoners van Woonschepen en Woonwagens. De federatie telde in 1931 75 afdelingen. Aan het einde van de jaren dertig nam de invloed van de geestelijke adviseurs behoorlijk toe. De federatie werd in feite op non-actief gezet en vervangen door een Interdiocesane Commissie voor het Woonwagenwerk. Maar ook deze bleek niet bij machte om een landelijke organisatie voor woonwagenwerk op te richten.
Pas na de Tweede Wereldoorlog is het landelijk woonwagenwerk tot stand gekomen. De eerste aanzet werd gegeven door pater C.A. Terburg, die vanaf 1932 werkzaam was op het woonwagenkamp bij Nijmegen. Hij verzocht de bijzondere raad van de Sint Vincentiusvereniging Nijmegen om het woonwagenliefdewerk op te zetten. In 1940 werd dit een feit. Vanuit Nijmegen werd de hoofdraad van de Sint Vincentiusvereniging in Den Haag verzocht om een landelijk woonwagenliefdewerk op te zetten. De hoofdraad vormde in 1944 een voorbereidingscommissie en in 1946 werd RK Vereniging van Woonwagenliefdewerken in Nederland opgericht.
In de beginjaren was de vereniging vooral nog bezig met het oprichten van afdelingen, maar in 1948 loste de vereniging het startschot voor overheidsbemoeienis met woonwagenzorg. In een nota gericht aan verschillende ministers liet de vereniging zich kritisch uit over de Woonwagenwet van 1918. Deze wet zou teveel gericht zijn op handhaving van de openbare orde en te weinig op maatschappelijke zorg. Zorg zou zich vooral via onderwijs op de woonwagenjeugd moeten richten, omdat kinderen beter dan volwassen woonwagenbewoners aan te passen zouden zijn aan de gevestigde maatschappij. Ook was de vereniging voorstander van grote streekkampen.
Vanwege haar groeiende rol bij de landelijke ontwikkelingen van de woonwagenzorg had de vereniging behoefte aan een centraal bureau. In 1952 richtte de vereniging met steun van het Ministerie van Binnenlandse Zaken in Den Haag een centraal bureau in en vanuit dit ministerie werd een ambtenaar gedetacheerd als ‘directeur'. De samenwerking tussen deze ambtenaar en het bestuur verliep stroef. In 1954 vond dan ook een reorganisatie plaats en werd er een landelijk representatief bestuur samengesteld. De naam van de vereniging werd veranderd in RK Vereniging van Woonwagenwerken in Nederland en P.H.J.M. Janssen werd als nieuwe directeur aangesteld. In 1955 had de vereniging 47 over het land verspreide afdelingen. Om tot een betere begeleiding vanuit het centraal bureau te komen, werden de lokale afdelingen provinciaal gebundeld.
Vanaf eind jaren vijftig breidde de subsidiemogelijkheden zich uit. Het woonwagenwerk werd professioneler: de staf op het centraal bureau werd uitgebreid met twee maatschappelijke adviseurs en op de kampen kwamen maatschappelijk werkers. In 1965 werd opnieuw gereorganiseerd en de naam werd veranderd in Katholieke Vereniging van Woonwagenwerken in Nederland, in de wandeling Landelijk Katholiek Woonwagenwerk (LKW) genoemd.
Het beleid van de LKW spoorde al die jaren met dat van de overheid. Uitgangspunt van beide was het creëren van grote kampen met een betere outillage en een opheffing van de maatschappelijke achterstand van de bewoners. Maar buiten de LKW ontstond veel kritiek omdat de verhuizingen werden afgedwongen en er spanningen ontstonden op de kampen. In 1970 richtte een groep actieve woonwagenbewoners daarom de Landelijke Vereniging Woonwagenbewoners (LWV) op. Na een gesprek met de LWV adviseerde het LKW het Ministerie van Cultuur, Recreatie en Maatschappelijk Werk (CRM) om met de woonwagenbewoners te overleggen. Het LKW wilde uitstel van de invoering van de Woonwagenwet 1968 en verder overleg voeren met de woonwagenbewoners. Verder verzocht het LKW het Ministerie van CRM tot evaluatie van het grote centra-beleid in relatie tot de beoogde integratie. In 1977 werd de Woonwagenwet gewijzigd en werd de regionalisatie helemaal losgelaten. De gemeenten moesten weer kleine kampen inrichten.
Ook binnen het LKW zelf ontstond kritiek en kwam begin jaren zeventig een democratiseringsproces op gang. Welzijnswerkers in de woonwagencentra streefden naar meer invloed voor henzelf en van de kampbewoners op het beleid van de vereniging. In 1975 konden de woonwagenbewoners in het bestuur zitting nemen, maar vanwege het gegroeide wantrouwen van de woonwagenbewoners jegens het LKW duurde het tot 1982 voordat er een woonwagenbewoner in het bestuur zitting nam.
Vanaf de jaren zeventig verslechterde de relatie tussen het LKW en het ministerie en volgden de organisatorische ontwikkelingen elkaar in hoog tempo op. In 1977 gaf de vereniging haar katholieke signatuur op om meer greep te krijgen op het maatschappelijk werk en ging verder onder de naam Vereniging van Woonwagenwerken in Nederland. Weer twee jaar later werd de ‘roepnaam' Landelijk Woonwagenwerk (LWW) de officiële naam.
Begin jaren tachtig diende zich onder druk van bezuinigingen weer een reorganisatie aan. Onder leiding van het Tweede Kamerlid David van Ooijen wilde het bestuur de structurele aanpak vervangen door een projectmatige aanpak van het woonwagenwerk. De voorgenomen reorganisatie verliep echter zo chaotisch, dat het ministerie dreigde met stopzetting van de subsidie. Het LWW kon alleen nog rekenen op geld als ze bereid was tot een vergaande samenwerking met de zelforganisaties van de woonwagenbewoners. Per 1 januari 1986 zou er een Landelijk Service-Instituut opgericht moeten worden. In de voorbereiding hierop kwam het LWW in conflict met de andere partijen over de functie en het doel van het instituut en werd van verder overleg uitgesloten. De subsidiekraan ging nu definitief dicht en het LWW hief zichzelf in september 1986 op. Het Landelijk Service-Instituut is nooit van de grond gekomen.[1] Een beknopte, maar heldere geschiedenis van het LWW werd bij de opheffing geschreven door Charles Jeurgens, 40 jaar Landelijk Woonwagenwerk 1946-1986, Tilburg [1987].
Literatuur van en over de [Vereniging Landelijk] Woonwagenwerk kunt u vinden in RUQuest.
- Bibliografie in Bibliografieën Katholiek Documentatie Centrum.
KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over Woonwagenwerk zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.
KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Woonwagenwerk’ vindt u het bedoelde materiaal.