Vincentiusvereniging Nederland

Archiefnummer: 939
Archiefnaam: VVN
Sector: Caritas en maatschappelijk werk
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: (1817) 1846-1998

Voor inzage toestemming aanvragen via de archivaris

Het archief is niet volledig. Met name de archieven van de konferenties, de eigenlijke kern van het archief, vertonen hiaten inzake de datering of ontbre­ken zelfs geheel. Van sommige konferenties is het archief overgedragen aan het plaatselijke parochie­archief of aan een gemeentelijke archiefbewaarplaats. Dit in tegenstelling tot de be­doeling van de vereniging. Hierbij dient even­eens te worden opgemerkt dat deze archieven vaak een mengeling zijn van archivalia bijeengebracht door enerzijds de Hoofdraad, anderzijds door de konferen­ties zelf. Jaarverslagen en financiële jaarstukken zijn gepubliceerd in de periodiek Fré­déric Ozanam later Vincenpaul.
Het archief bevat archivalia van de familie Bichelberger uit Den Haag. Deze zijn vermoe­delijk in het archief van de VVN terechtgekomen aangezien de vereniging legaten van en­kele leden van de familie had verkregen en als exe­cuteur testamentair betrokken was bij de afwikkeling van de nalatenschap van mevrouw M.C.S. Bichel­berger. De archivalia bestrijken de periode 1817-1861.
Aangetroffen periodieken, brochures en druksels zijn overgebracht naar de afdeling Bi­bli­otheek van het KDC. Foto's, prentjes en andere afbeeldingen zijn overgebracht naar de af­deling Katholiek Leven in Beeld en geluid (KliB) van het KDC.
De materiële staat van de documenten is op onderdelen slecht tot zeer slecht. Delen van het archief vertonen sporen van schimmel, waterschade en papier­rot. Ook zijn teksten in kopieboeken sterk aan het vervagen of zelfs geheel onleesbaar geworden.

Plaatsingslijst (pdf, 1,7 MB) vernieuwd juli 2016

De basislijst is onderverdeeld in negen rubrieken:
1 vergaderstukken van de Hoofdraad en het Bureau van de Hoofd­raad (respectievelijk het algemeen en het dagelijks bestuur).
2 series correspondentie met de toegangen daarop, circu­laires en de se­rie genummerde "stencils".
3 overige basisdocumenten zoals van de bestuurlijke com­missies en van de Beheersraad/Financiële Commissie en de Beleidsraad.
4 bescheiden van de konferenties: de heren- en dames­konferenties en de konferenties in Nederlands-Indië.
5 bescheiden van de jongerenkonferenties.
6 bescheiden van de Bijzondere Raden.
7 bescheiden van de Centrale Raden.
8 bescheiden betreffende de relatie van de VVN met de Vin­centius­vereniging in India.
20 overige documenten.


Sint Vincentius Vereniging, Haarlem. 'De overblijvende spijs wordt ten beste verdeeld'

Ten geleide
Vincentiusvereniging Nederland (1817) 1846-1998 [1]
De Vincentiusvereniging-Nederland - oorspronkelijk Vereniging van Sint Vincen­tius a Paulo - is in Nederland opgericht in 1846. De bakermat van de vereniging ligt in Parijs, waar de student Frédéric Ozanam (1813-1853) in 1813 met een aantal mede­studenten een ‘konferentie' oprichtte: een kleine vereniging met als doel de verdie­ping van het geloof door het beoefenen van de christelijke liefdadigheid. Ozanam stelde de vereniging onder patronage van de H. Vincentius a Paulo (1581-1660), pa­troon van alle liefdewerken.
In 1845 maakte P.W.J. de Vetter uit Den Haag tijdens een bezoek aan Mechelen ken­nis met de Vincentiusvereniging, sedert 1842 actief in België. Deze kennismaking leidde er­toe, dat hij op 10 februari 1846 met een paar vrienden in zijn woonplaats een afdeling op­richtte, naar het Franse voorbeeld ‘konferentie' geheten. In hetzelfde jaar sloot deze konferentie zich aan bij het internationaal verband en werd zij ingelijfd bij de Algemene Raad te Parijs. De activiteiten trokken veel aandacht en vonden vrijwel direct navolging. Reeds in het op­richtingsjaar volgden stichtingen in Delft, Leiden en Vlaa­rdingen. In de daarop volgende jaren breidde de vereniging zich snel uit over heel Nederland.
Het lidmaatschap van de vereniging was voorbehouden aan katholieke man­nen. De plaatsen waar en de omstandigheden waarin het werk moest worden verricht achtte men niet geschikt voor vrouwen. Pas in 1948 werden na toe­stemming van de Alge­mene Raad dameskonferenties opgericht, waarvan de Algemene Raad gevestigd was in Bologna. Ge­mengde konferenties ontston­den tien jaar later, nadat het Nederlands episcopaat schoor­voetend toestem­ming had verleend.

Kenmerkend voor het Vincentiuswerk was de benadering van de problemen. Leden van een konferentie, of confrères zoals men elkaar noemde, bezochten persoonlijk de arme ge­zinnen. Zij hoopten door regelmatig huisbezoek een vertrouwensrelatie op te bouwen en zo de sociale problemen systematischer te kunnen aanpakken. De mate­riële onder­steuning diende daarbij als hulp­middel.
De sociale misstanden, waar de leden op stuitten, leidden tot een grote diver­siteit aan acti­viteiten. In de loop van de negentiende en twintigste eeuw stichtte de vereniging on­der meer scholen, bibliotheken, spijskokerijen en kledingmagazijnen. Maar even­eens richtte zij zich op de kinderbescherming, gezinsvoogdij, arbeidsbemiddeling, werk­verschaffing en reclassering. Om de werkzaamheden op elkaar af te stemmen of problemen te kunnen be­spreken werden Bijzondere Raden opgericht, overlegorga­nen van twee of meer konfe­ren­ties op plaatselijk niveau. In de tweede helft van de twintigste eeuw wer­den Centrale Ra­den opgericht, waarin op diocesaan niveau werd overlegd.

Na de Tweede Wereldoorlog ontstond alom geleidelijk het inzicht dat voor de be­strijding van geestelijke en sociale noden materiële ondersteuning onvoldoende was. Men kreeg meer oog voor sociale structuren. Aan het eind van de jaren veertig werd het fundament gelegd van de verzorgingsstaat met de invoering van de Noodwet Ouderdoms­voorziening in 1947. Binnen de vereniging won de idee van ‘het heertje met de hoge hoed, dat telkens in ons naar voren komt, moet eruit' meer en meer ter­rein. Deze heroriëntatie en het gegeven dat de schrijnende armoede bijna geheel ver­dwenen was als gevolg van de lage werkloos­heid in de jaren vijftig leidden geleide­lijk tot een terug­gang van het le­dental. Demografi­sche factoren als de ontvolking van binnen­steden en het ontstaan van nieuwbouwwijken met een lossere sociale struc­tuur en het proces van secularisatie eisten eveneens hun tol. De invoering van de Algemene Bijstandswet in 1965 leidde zelfs tot een dramatische terugval van het aantal leden. Telde de vereniging in 1963 nog 7625 leden, in 1967 was dit aantal bijna gehalveerd en teruggelopen tot 4100.
De Hoofdraad (het algemeen bestuur van de vereniging) probeerde de leden wel duidelijk te maken, dat er taken bleven bestaan op het gebied van de caritas en dat sociale noden niet werden opgelost door materiële hulp van overheidswege, maar had hierbij vooralsnog weinig succes. Dit was onder andere te wijten aan de traditio­nele instelling van veel leden, die juist ver­trouwd waren met die vorm van hulp­verlening. Deze desoriëntatie noopte de vereniging tot vernieuwingen.
In 1960 kwam de Bijzondere Raad Venlo met de suggestie aandacht te schen­ken aan de Derde Wereld. De Hoofdraad onderschreef dit idee en beval het van harte en met groot succes aan. Als gevolg hiervan werd contact gelegd met de Vincentiusvereni­ging in India. Om de band tussen beide verenigingen te intensiveren werd een ‘twinning-systeem' ont­wikkeld, waarbij een konfe­rentie in Nederland een konferen­tie in India adopteerde. Het succes van dit systeem school hierin, dat hulp gestalte kreeg in de vorm van concrete pro­jecten. In 1965 volgde de oprichting van het Vor­mingsinstituut voor Maat­schappelijke Ak­tie (VIMA) voor professionele onder­steuning van het vrijwil­ligerswerk. Het VIMA kwam zelf ook met nieuwe ideeën zoals telefonische hulpdiensten en slachtofferhulp. Tenslotte ontstond in deze peri­ode uit de kinderuitzendingen door individuele konferen­ties de Stichting Ontspan­ning en Recreatie (SOR), die kinderuitzendingen en -kampen organi­seerde op sociale indicatie. Later zette de SOR nog een netwerk op van caravan­projecten voor mensen die zich een vakantie niet konden permitteren of anderszins tijdelijk naar een andere omgeving moesten. Verder ging de ver­eniging hulp bieden aan dak- en thuislozen, vluchtelingen en studerenden uit het buitenland.
De laatste jaren richt de vereniging zich ook op hulp aan HIV-geïnfecteerden en aids-pa­tiënten en vraagt zij bij de politiek aandacht voor de moderne ar­moede en zoekt samen­werking met andere vrijwilligersorganisaties op het terrein van de hulpver­lening.
J.-K.A.M. van der Schoot, Nijmegen 2000.

[1] H. Evers e.a., Geen liefdewerk is ons vreemd. 150 Jaar Vincentiusvereniging in Nederland (Den Haag 1996); J. Roes, ‘Een gedenkwaardig jubileum. Anderhalve eeuw Sint Vincentiusvereniging in Nederland', in: Erasmusplein, 3(1992), nr. 4, p. 8-10.

Zie ook: Digitaal Katholiek Erfgoedhuis / Sint Vincentiusvereniging

Literatuur van en over de Vincentiusvereniging Nederland kunt u vinden in RUQuest.
- Bibliografie in: Bibliografieën Katholiek Documentatie Centrum.

KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over de Sint Vincentiusverenigingen zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.

KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Vincentiusvereniging Nederland’ vindt u het bedoelde materiaal.