Kleermakerij J.G. van Aarnhem

Archiefnummer: 1287
Archiefnaam: AARN
Sector: Kerkelijk en godsdienstig leven
Soort archief: Verzameling van instelling
Datering: 1960-1990

Plaatsingslijst (pdf, 42 kB)

Groot-seminarie Rijsenburg, z.j.

Ten geleide
Kleermakerij J.G. van Aarnhem (1960-1990)
A.H. Sluys (1886-1926) vestigde rond 1918 een "kleedermakerij" in  Driebergen-Rijsenburg. Hij was de vaste leverancier van de professoren en studenten van het groot-seminarie Rijsenburg van het aartsbisdom Utrecht. In 1926 nam J.G. van Aarnhem sr. de zaak over. De weduwe M.Sluys-van Rossum begon een stoffenwinkel om in het onderhoud van haar drie kinderen en haarzelf te kunnen voorzien.
De firma Van Aarnhem was van 1926 tot 1928 gevestigd op het Kerkplein 2 en van 1928 tot 1990 aan de Hoofdstraat 130-132. Het kleermakersvak zat in de familie, de vader van J. G. van Aarnhem was al kleermaker. Drie of vier van zijn zes zonen werden het ook en de anderen gingen naar het seminarie. Voor het seminarie werden toga's en bonnetten gemaakt, maar ook de bewoners van buitenplaatsen plaatsten orders. Er werden ook herenkostuums en dameskleding gemaakt, met name mantelpakken. Op het uithangbord stond dan ook:
J.G. van Aarnhem, Dames- en Herenkleermakerij;  Livrei en Uniform
Door de goede connecties van Van Aarnhem met het seminarie, bleven de studenten na hun opleiding tot kapelaan vaak klant. De firma Van Aarnhem mocht bijvoorbeeld de bisschoppen De Jong en Alfrink ook na hun benoeming tot aartsbisschop blijven kleden.
Vroeger besloeg het Bisdom een groot gebied, van Groningen tot Nijmegen. Dat betekende dat vader Van Aarnhem veel moest reizen. Als hij bericht kreeg dat een geestelijke een ‘gekleed kostuum' wilde hebben, dan ging hij naar de klant om de maat op te nemen. Een opdracht voor een gekleed kostuum betekende een week werk.

Zoon Jan ging na de lagere school  naar de kleermakersvakschool in Utrecht. De opleiding duurde drie jaar en via avondopleidingen kon men zich nog drie jaar verder in het vak bekwamen. Gedurende de avondopleiding deed hij praktijkervaring op in de zaak van zijn vader. In de oorlog was Jan ondergedoken en na zijn diensttijd kwam hij in de zaak van zijn vader, waar nog steeds uitsluitend maatkleding werd gemaakt. Voor confectiekleding bestond er in de omgeving nog geen markt. Rond 1955 werd de confectiekleding echter steeds beter en vader en zoon besloten om ook confectie te gaan verkopen. Toen Jan in 1960 wegens het overlijden van zijn vader de zaak overnam liep de confectie inmiddels zo goed dat er weinig tijd overbleef voor het maatwerk. In 1965 ging het laatste maatkostuum de deur uit.
Vele jaren hebben Jan en zijn vrouw Nolly met hart en ziel in hun zaak gewerkt en ze bouwden een zeer goede naam op. In 1990 besloten zij de zaak te verkopen en van hun welverdiende rust te gaan genieten. Hun gerestaureerde pand werd aangemerkt als "bekroond restauratie project".