Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut

Archiefnummer: 21
Archiefnaam: KASK
Sector: Kerkelijk en godsdienstig leven
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: (1884) 1946-2000

Voor inzage toestemming aanvragen via de archivaris Statistische gegevens zijn openbaar

Plaatsingslijst (pdf, 6 MB) vernieuwd januari 2016

Indeling van Nederland in bisdommen en dekenaten, KASKI 1985

Ten geleide
Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut (1884) 1946-2010

1. Geschiedenis van de archiefvormer
De jaren na de Tweede Wereldoorlog stonden in het teken van de wederopbouw van Nederland. Voor de aanpak daarvan was er een grote behoefte aan kwantitatieve en statistische basisgegevens over het Nederlandse volk. Deze gegevens werden bijeen­gebracht door sociografen, veelal werkzaam bij daartoe nieuw opgerichte instituten als het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Instituut voor Sociaal Onder­zoek van het Nederlandse Volk (ISONEVO).[1] Ook de kerken ontkwamen er niet aan om hun beleid ten aanzien van bijvoorbeeld de indeling van parochies, kerkenbouw en personeelsbeleid met kwantitatieve analyses en prognoses te ondersteunen. Reeds in 1945 richtte de Nederlandse Hervormde Kerk het Sociologisch Instituut van de Nederlandse Hervormde Kerk (SINHK) op. Een jaar later volgden de katholieken met de oprichting van een Katholieke Sociaal-Kerkelijke Studiekring (23 juni 1946), die op 17 november 1947 werd omgezet in het Katholiek Sociaal-Kerkelijk Instituut (KASKI). Het KASKI, gehuisvest te 's-Gravenhage, was het eerste katholieke insti­tuut van die aard in Europa en zou in de jaren vijftig in Europese context een voor­trekkersrol vervullen.
De activiteiten van het KASKI[2] zijn onder andere terug te vinden in de doelstelling, zoals die in artikel 2 van de statuten was geformuleerd: "het bevorderen der studie van het individueel en sociaal religieus leven van het katholieke en, in verband daarmede, van het niet-katholieke deel van het Nederlandse Volk, om op grondslag daarvan behulpzaam te zijn bij het opstellen van praktische conclusies ten dienste van de zielzorg onder de katholieken en het Apostolaat onder de niet-katholieken". Deze laatste toevoeging verraadt de aanzienlijke inbreng van de franciscanen, die zich in deze jaren uitdrukkelijk met het apostolaat in de voornamelijk niet-katholieke noordelijke provincies bezighielden en daarbij een sterk sociografische belangstelling aan de dag legden.[3] Eerste directeur werd overigens de leek G.H.L. Zeegers,[4] tot dan werkzaam bij de Rijksdienst voor het Nationale Plan.

Onder het directoraat van Zeegers beleefde het KASKI een periode van expansie. Naast het Haagse bureau werden in het land op meerdere plaatsen regionale bureaus opgezet. Ook in andere landen had het KASKI bureaus, waarbij men zich van de omvang hiervan overigens geen al te grote voorstellingen moet maken. Niettemin bezag Zeegers het instituut wel degelijk in internationaal perspectief. Van 1955 tot 1958 bevond het hoofdkantoor zich in Genève (Zwitserland) onder de naam Institut International Catholique de Recherche Socio-ecclésiastique (ICARES). Dit centralis­tische concept moest in 1958 - het jaar waarin Zeegers vertrok - plaatsmaken voor een federatie van zelfstandige instituten, de Féderation International des Instituts de Re­cherches Socio-Religieuses (FERES). Het KASKI-tijdschrift Sociaal Kompas ging verder onder de vlag van FERES als het nog steeds bestaande Social Compass.
Het KASKI begon in de loop van de jaren vijftig de geduchte concurrentie te voelen van de universitaire sociologische instituten, die meer dan het KASKI over de moge­lijkheden beschikten om de nieuwste ontwikkelingen in het vakgebied te volgen. Het KASKI was immers financieel afhankelijk van opdrachtonderzoek en moest zich dus noodgedwongen vrijwel beperken tot het traditionele ‘tellen en meten'. Gevolg hier­van was een wetenschappelijke achterstand en vervolgens een teruglopend aantal opdrachten.[5] Onder het directoraat van J.A.M.H. Damoiseaux (1958-1962)[6] moest er dan ook drastisch worden ingekrompen. Wel groeide rond 1960 het aantal opdrach­ten van de Nederlandse bisdommen. In de eerste jaren was vooral het bisdom Haar­lem (na 1956 ook het nieuwe bisdom Rotterdam) opdrachtgever geweest; vanaf 1956 verzorgde het KASKI voorts het landelijk geüniformeerd kerkelijk statistisch onder­zoek.
Niettemin stond begin jaren zestig het voortbestaan van het KASKI op het spel. On­der het directoraat van W.J.J. Kusters (1962-1974) verloor het KASKI vrijwel alle civiele opdrachten terwijl opdrachten vanuit katholieke organisaties door de ontzui­ling ook minder werden. Bovendien verscheen het Nijmeegse Instituut voor Toege­paste Sociologie (ITS) als rechtstreekse concurrent op het toneel. Het KASKI moest zich geheel terugtrekken op het terrein van kerkelijke planning en statistiek en, inci­denteel, synthetiserende en typologische studies over de RK kerkprovincie. Maar in tegenstelling tot het SINHK (non-actief 1964, opgeheven 1968) en het Gereformeerd Sociologisch Instituut (opgeheven 1966) wist het KASKI het hoofd boven water te houden.

In de periode 1975-1995 konden de opdrachten van de kerkprovincie worden gecon­solideerd en verbreed. De onderzoeken die werden verricht hadden veelal betrek­king op de levensvatbaarheid van parochies en de afbouw van het aantal steunpun­ten voor de zielzorg. Het bijhouden van de parochiestatistieken bleef een constante taak voor het KASKI en eind jaren zeventig werd ook de statistiek van de Neder­landse Hervormde Kerk aan het instituut toegewezen. In 1990 kreeg het bij­houden van de parochiestatistieken een extra dimensie door parochies te ondersteu­nen bij het op peil houden van hun ledenadministratie. Dit gebeurde ter voorberei­ding op de Wet Gemeentelijke Basisadministratie, waarbij de gemeenten kerkelijke gegevens niet langer zouden registreren. Deze wet is in 1994 van kracht geworden.
Naast de opdrachten van de kerkprovincie voerde het KASKI tot 1991 voortdurend, maar wel steeds minder, grootschalige onderzoeken uit in opdracht van het Ministe­rie van Onderwijs en Wetenschappen. Meestal betroffen dit onderzoeken naar vraag en aanbod van leerkrachten in het voortgezet onderwijs en later (tot 1989) het primair onderwijs. Op ditzelfde terrein werd tevens samengewerkt met onderzoeksinstituten van de Katholieke Universiteit Brabant (KUB) te Tilburg en het ITS. Toch werd met het wegvallen van de opdrachten van het ministerie de noodzaak tot inkrimping en reorganisatie onvermijdelijk. In 1993 werd daarom toenadering gezocht tot de Ka­tholieke Universiteit Nijmegen (KUN). In 1995 resulteerde dat in een samenwer­kingsverband tussen het KASKI en de KUN; sinds 1 september 2000 is het KASKI gevestigd op de Nijmeegse campus.[7]

2. Verantwoording van de inventarisatie
In het kader van het KDC Archiefontsluitingsproject 1997-2003 is het archief van het KASKI door middel van een basislijst nader ontsloten. In grote lijn is hierbij uitge­gaan van een nauwkeurige beschrijving van de basisdocumenten (de ruggengraat) van het archief naast meer globale, trefwoordachtige beschrijvingen van de overige documenten.

Sinds eind jaren zeventig was een gedeelte van het archief in het KDC gedeponeerd en middels een globale magazijnlijst ontsloten. In augustus 1998 werd een grote aan­vulling van Den Haag naar Nijmegen overgebracht; dit gedeelte was enigszins toe­gankelijk volgens een oude codelijst. Door een ‘selectie aan de bron' was door het KDC enkele tientallen meters niet-relevant materiaal van overbren­ging naar Nijme­gen uitgesloten. In augustus 2000 ontving het KDC nog een kleine aanvulling.

Naast de reguliere aanvullingen, afkomstig van het KASKI, is het archief aangevuld met een aantal meters archivalia afkomstig uit de ‘collectie Zeegers', die betrekking hebben op Zeegers' activiteiten voor het KASKI. Deze ‘collectie Zeegers' werd in juni 1998 en in april 1999 door de familie bij het KDC in beheer gegeven. De collectie be­vat verder persoonlijke archivalia van Zeegers en stukken van het Kardinaal van Rossum Instituut (KAROSI) waarin hij na zijn werkzaamheden bij het KASKI lange tijd actief was (zie ook noot 4).

Bij aanvang van de werkzaamheden had het totale archief een omvang van 106,5 meter.


De basislijst is onderverdeeld in de volgende rubrieken:

Rubriek 1 ‘Bestuursvormen' bevat vergaderstukken van het bestuur, de staf en de directie;
Rubriek 2 ‘Correspondentie' bevat de algemene series correspondentie en de toegan­gen daarop (specifieke correspondentie bevindt zich in andere, relevante rubrieken);
Rubriek 3 ‘Overige basisdocumenten' bevat onder meer de financiële jaarverslagen en accountantsrapporten;
Rubriek 4 ‘Statistieken en onderzoeken' bevat de door het KASKI opgemaakte statis­tieken (bijvoorbeeld de parochiestatistieken) en gegevens betreffende de vele uitge­voerde onderzoeken. Hierbij wordt zoveel mogelijk verwezen naar de gepubliceerde rapporten, memoranda en overige publicaties van het KASKI, zoals vermeld in: L.G.M. Spruit, Vijftig jaar KASKI-onderzoek 1946-1996: sociaal-wetenschappelijk onder­zoek, studie en advies ten behoeve van de RK kerk en samenleving in Nederland, Nijmegen 1997. Om de toegankelijkheid van de stukken in deze rubriek te vergroten zijn vier subrubrieken gecreëerd:
4.1 Statistieken
4.2 Onderzoeken naar en voor bisdommen, dekenaten en parochies
4.3 Onderzoeken op het gebied van onderwijs
4.4 Overige onderzoeken

Stukken die mogelijk gediend hebben voor onderzoeken, maar waarvan dat niet vastgesteld kon worden, zijn ondergebracht in rubriek 5. Daarnaast kunnen rapporten, nota's e.d. ook buiten rubriek 4 gevonden worden in dossiers van meer algemene aard;
Rubriek 5 ‘Overige niet-basisdocumenten' bevat trefwoordachtige beschrijvingen van de overige documenten, waar­onder hele series statistisch materiaal uitgegeven door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).


In het archief aangetroffen boeken, brochures, jaarverslagen, periodieken, rapporten e.d. zijn overgebracht naar de afdeling Bibliotheek van het KDC; foto's e.d. zijn over­ge­bracht naar de collectie Beeld en geluid, met uitzonde­ring van de foto's die onderdeel uitmaken van de dossiers van het Diocesaan Bouw­bu­reau 's-Hertogenbosch (inv.nrs. 1-154).

Na inventarisatie is de omvang van het archief teruggebracht tot 82,87 meter. Uit het archief is, behalve wat dubbele stukken, nauwelijks materiaal vernietigd. De reductie van de omvang van het archief werd vrijwel uitsluitend gerealiseerd door het effi­ciënter opbergen van de archiefstukken.

De inventarisatie werd verricht door R.G.J. Spanings, onder begeleiding van M.L.M. van den Hombergh, projectleider, en drs. W.J.M. Dings, archivaris van het KDC.
Nijmegen, augustus 2001

[1] J.A.A. van Doorn, ‘The Development of Sociology and Social Research in the Netherlands', in: Mens en Maatschappij 31(1956), p. 189-264; D.C.J. van Peype, ‘Ontwikkeling van de sociologie in Nederland', in: L. Rademaker (red.), Sociologie in Nederland, Deventer 1979, p. 22-60. Een overzicht van de beoefe­ning van de godsdienstsociologie in Nederland na 1945 geven J.P.A. van Vugt en B.M.L.M. van Son, ‘Godsdienstsociologie in Nederland na 1945', in: Nog eens godsdienst en kerk in Nederland, 1945-1986. Een geannoteerde bibliografie van sociaal-wetenschappelijke en historische literatuur, Hilversum 1988, p. 12-35.
[2] Het nu volgende is voornamelijk gebaseerd op: J. Tettero en G. Dierick, ‘Dertig jaar KASKI-onder­zoek 1946-1976', in: G. Dierick e.a., Veertig jaar KASKI-onderzoek 1946-1986. Sociaal-wetenschappelijk on­derzoek, studie en advies ten behoeve van de RK kerk en samenleving in Nederland, Den Haag 1987, p. 9-46, en H. van Zoelen, ‘Tien jaar Kaski-onderzoek 1976-1986', in: idem, p. 47-56. In 1997 tenslotte ver­scheen onder redactie van L.G.M. Spruit, Vijftig jaar KASKI-onderzoek 1946-1996: sociaal-wetenschappelijk onder­zoek, studie en advies ten behoeve van de RK kerk en samenleving in Nederland, Nijmegen 1997. Vgl. ook Anne-Lies van Diessen, ‘Vijftig jaar KASKI: 1946-1996' in: Erasmusplein. Nieuwsbrief van KAN, KDC, KLiB, KSC en TBI 9(1998), nr. 3, p. 3-5.
[3] P. van Leeuwen, Bisschop Rudolf Staverman (1915-1990), Nijmegen 1994, m.n. p. 9-18, en de dissertatie van de later bij het KASKI werkzame W. Goddijn, Katholieke minderheid en protestante dominant. Sociolo­gische nawerking van de historische relatie tussen Katholieken en Protestanten in Nederland en in het bijzonder in de provincie Friesland, Assen 1957. [Zie het KDC-archief van J.J.O. Goddijn]
[4] Zowel het persoonlijk archief van Zeegers als het archief van het Kardinaal van Rossum Instituut - waarin Zeegers eveneens actief was - berust in het KDC.
[5] Van Vugt en Van Son, ‘Godsdienstsociologie', p. 29.
[6] Overigens bevatten de archivalia van Damoiseaux, gedeponeerd bij het KDC, geen stukken met betrek­king tot het KASKI.
[7] José Sanders, ‘Het KASKI gevestigd in Nijmegen', in: Erasmusplein. Nieuwsbrief van IVOC, KAN, KASKI, KDC, KSC, MI en TBI 12(2001), nr. 2, p. 1-2.

Homepage KASKI

Literatuur van en over het Katholiek Sociaal Kerkelijk Instituut of KASKI kunt u vinden in RUQuest.

KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over het Kath. Sociaal-Kerkelijk Instituut zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.

KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Katholiek Sociaal Kerkelijk Instituut’ vindt u het bedoelde materiaal.