Hoogers, F.J.

Archiefnummer: 391
Archiefnaam: HOOG
Sector: Stands- en vakorganisaties
Soort archief: Persoonsarchief
Datering: 1891-1984

Plaatsingslijst (pdf, 253 kB) vernieuwd januari 2016

Frans Hoogers, vooraan rechts, met sigaar bij de Zusters van Tilburg, 1966.

Ten geleide
F.J. Hoogers (1895-1992)
F.J. Hoogers werd geboren te Tilburg op 30 november 1895. Hij volgde een groot aantal cursussen. In 1916 tot 1920 bezocht hij de Gemeentelijke Handelsavondschool te Tilburg, waar hij Engels en handelscorrespondentie, Nederlands en stenografie studeerde. In 1924 volgde hij de apologetische cursus van de RK Werkliedenvereniging Sint Dionysius te Tilburg. Twee jaar later, in 1926, deed hij cursussen sociologie-apologie en stelkunde aan dezelfde instelling, daarna, in 1929, de cursus staathuishoudkunde bij het Centraal Bureau voor de Katholieke Sociale Actie in Nederland te Leiden en in 1930 volgde hij de cursus sociologie bij de laatstgenoemde instelling. Van 1933 tot 1937 studeerde hij, als eerste in de Katholieke Arbeiders Beweging, wijsbegeerte, logica, apologie en geschiedenis der wijsbegeerte aan de Theologische Maatschappelijke Afdeling van de Theologische Faculteit van de Katholieke Universiteit Nijmegen. Op 73-jarige leeftijd, in 1964, volgde hij nog een universitaire leergang over de problematiek van de ontwikkelingslanden aan de Katholieke Hogeschool Tilburg.
Vóór 1929 was Hoogers gedurende vijf jaar voorzitter van de RK Tabaksverwerkersbond te Tilburg, tevens was hij drie en een half jaar voorzitter van de RK Werkliedenvereniging te Tilburg. In 1929 volgde een benoeming tot bezoldigd ambtenaar van de Bossche Diocesane Bond van RK Werkliedenverenigingen. (Voor een uitgebreide geschiedschrijving van deze bond vanaf de oprichting in 1903 tot 1953, zie nr. 166). Later volgde Hoogers T. van Rijen op als voorzitter van de Bossche Diocesane Werkliedenbond, zoals de bond na een statutenwijziging in 1939 ging heten. Met deze naamswijziging maakte het collectieve lidmaatschap van de afdelingen plaats voor het individuele lidmaatschap van de aangesloten leden. (Zie ook nr. 166, p. 86-87). Genoemde werkzaamheden combineerde Hoogers met een lidmaatschap van de gemeenteraad gedurende de periode 1935 tot 1938, en daarna een functie als secretaris van de RK Statenkieskring-organisatie te 's-Hertogenbosch.

Zijn voorzitterschap van de Bossche Diocesane Werkliedenbond duurde slechts tot medio 1941. Hoewel het bestuur van de RK Werkliedenbond in Nederland zich verzette tegen de opheffing van alle confessionele vak- en standsorganisaties door de Duitsers, werd op 25 juli 1941 H. Woudenberg door Seys-Inquart benoemd tot commissaris van alle bonden in Nederland. In deze functie moet Woudenberg begrepen worden als deze naam voorkomt in de hierna genoemde beschrijvingen. J. Schots werd contact-commissaris van de Bossche Diocesane bond en al zijn afdelingen en instellingen. De bond werd niet lang daarna geliquideerd. Geen van de bestuurders kon zich met de gang van zaken verenigen en allen namen, onder protest, ontslag. Hoogers werd ontslag verleend op 31 oktober 1941 met ingang van februari 1942. Hij maakte de gang van zaken rondom de liquidatie van zeer nabij mee. (Voor een uitgebreider verslag rondom de liquidatie, zie nr. 166, p. 96 e.v.). Alle leden zegden hun lidmaatschap op.

Van 1940 tot 1941 was Hoogers secretaris van de plaatselijke afdeling Tilburg van de Nederlandse Unie, namens de Katholieke Arbeidersbeweging (KAB). De andere bestuurders waren: J. de Brouwer (namens Brabantia Nostra) en J. Willems (namens Vernieuwing). In 1941 werd de Nederlandse Unie geliquideerd door de Duitsers. [Zie het KDC-archief Commissie inzake Driemanschap der Nederlandsche Unie.]

Hoewel de Bossche Diocesane Werkliedenbond geliquideerd was, verrichtten vrijwel alle (voormalige) bestuurders illegale activiteiten onder het mom van bestuursfuncties bij nieuw opgerichte, door de Duitsers getolereerde organisaties. (Zie ook nr. 166, p. 100 e.v.). Hoogers was "inspecteur van de kleinveeverzekering".  Die functie gebruikte hij als dekmantel tijdens zijn reizen tussen Utrecht en het zuiden van Nederland als contactman voor het Fonds Bijzondere Noden. Dit fonds was door de bisschoppen in het leven geroepen. Elke zondag werd in alle kerken gecollecteerd. Hoogers haalde in Utrecht geld op dat bezorgd moest worden in 's-Hertogenbosch, Boxtel, Eindhoven, Breda en Tilburg. Verder onderhield hij regelmatig contact met de bondsadviseur pastoor Heezemans te Waalwijk en De Bruyn (voormalig voorzitter van de RK Werkliedenbond in Nederland) en verrichtte illegale werkzaamheden buiten de KAB.
Reeds tijdens de oorlog (mei 1943) kwam er een 'reglement van samenwerking' tot stand tussen het Nederlands Verbond van Vakverenigingen (NVV), RK Werkliedenverbond (RKWV) en Christelijk Nationaal Vakverbond (CNV). Hoewel de katholieke vak- en standsorganisaties sterk gekant waren tegen een eenheids-vakcentrale nam de samenwerking (op nationaal niveau) vaste vormen aan in de Raad van Vakcentralen voor bevrijd Nederland (1944). Een centrale leiding was nodig om, in afwachting van de bevrijding van de rest van Nederland, niet voor een chaotische situatie te komen staan. Dit omdat de ene na de andere afdeling op eigen gelegenheid aan het herrijzen was. Hoogers werd secretaris van de Raad van Vakcentralen. (Zie ook nr. 166, p. 112 e.v.). V. van Lienden (NVV) werd voorzitter. In 1945 werd Hoogers lid (namens de werknemers) van de Contactcommissie met het Bedrijfsleven. Deze contactcommissie werd ingesteld door de minister van Sociale Zaken, J. v.d. Tempel. Zij bestond uit vertegenwoordigers van werkgevers, werknemers, departement sociale zaken en van het militair gezag. De commissie zou werkzaam zijn totdat de relatie tussen werkgevers en werknemers voldoende hersteld zou zijn, zodat deze daarna alle aangelegenheden rechtstreeks zouden kunnen behandelen.

Op 27 oktober 1944 werd Tilburg bevrijd en Hoogers richtte tezamen met anderen nog diezelfde dag de afdeling Tilburg van het RKWV op. (In mei 1945 had de RKWV alleen in Noord-Brabant alweer 70.000 leden!). Hoogers werd voorzitter van het RKWV voor het bevrijde gebied. Bij de heroprichting van het RKWV in 1945 werd Hoogers weer voorzitter van de Bossche Diocesane Werkliedenbond. In februari 1945 maakte Hoogers deel uit van een delegatie van Nederlanders uit bevrijd gebied die, op persoonlijk verzoek van Wilhelmina, gesprekken met haar zouden hebben over hetgeen na de bevrijding van geheel Nederland gedaan zou moeten worden. (Voor de samenstelling van deze delegatie zie nr. 138). Wilhelmina was slecht voorgelicht en dacht dat de eensgezindheid in Nederland veel groter was dan nu bleek. De gesprekken vonden plaats in Maidenhead. De regering in Londen had met deze conferentie (officieel) geen bemoeienis. Hoogers zette tijdens deze conferentie het standpunt uiteen van de katholieke vakbeweging: hij pleitte voor verbetering van de sociale wetten, voor de invoering van pensioenen, ook in particuliere bedrijven, voor verhoging van de lonen van landarbeiders, en hij kwam met een voorstel betreffende verzorging van weduwen en wezen. Verder was hij voor samenwerking tussen werkgevers en werknemers, alsmede tussen werknemers onderling. Daarnaast vroeg hij medezeggenschap op sociaal en economisch gebied.

Na de bevrijding had Hoogers zitting in een aantal zuiveringscommissies: het gemeentepersoneel Tilburg, het Gewestelijk Arbeidsbureau Tilburg, de lager onderwijs-inspectie Tilburg, de gemeentepolitie Tilburg, de Katholieke Onderwijzersbond van het bisdom 's-Hertogenbosch, het ministerie van Financiën te Noord-Brabant, de documentatie-commissie van het Militair Commissariaat Tilburg Noord-Brabant. Van 1945 tot 1961 vervulde hij de functie van wethouder voor de Katholieke Volkspartij (KVP) te Tilburg, daarna was hij vijf jaar gemeenteraadslid in dezelfde plaats. Belangrijke zaken, die onder zijn verantwoordelijkheid tot stand kwamen: de reorganisatie van de gemeentelijke dienst voor sociale zorg en een regeling voor de nieuwe rechtspositie van het gemeentepersoneel. In 1945 heeft hij zich kandidaat gesteld voor de Tweede Kamerverkiezingen voor de RK Staatspartij (RKSP). Van 1948 tot 1959 was hij medewerker bij het Nieuwsblad van het Zuiden en van 1949 tot 1958 was hij docent aan de sociale school van de KAB. Hier gaf hij les in de geschiedenis van de arbeidersbeweging, sociologie, staatsinrichting, sociale en economische wetgeving en recht.
Ook in het verenigingsleven speelde Hoogers een actieve rol. Hij was voorzitter van de Mgr. Zwijsenstichting voor Nazorg Bijzonder Lager Onderwijs, hij was lid van de Stichting RK Jeugd- en Gezinswerk Don Bosco, hij was gedurende 20 jaar lid van de Raad van Arbeid te 's-Hertogenbosch en hij was voorzitter van de commissie van Advies van het Gewestelijk Arbeidsbureau te Tilburg. Voorts was hij gedurende 29 jaar lid van het bestuur van de commissie van Toezicht van de Stichting Huis in de Bocht. Frans Hoogers overleed in 1992.

KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over F.J. Hoogers zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.

KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Hoogers, F.J.’ vindt u het bedoelde materiaal.