Hoogveld-instituut [Nijmegen]

Archiefnummer: 927
Archiefnaam: HI
Sector: Onderwijs en wetenschappen
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: 1947-1989

Het archief van de Vereniging Katholiek Lectuurcentrum bevat onder de nrs. 90-98 materiaal over het Hoogveld-instituut.

Plaatsingslijst (pdf, 87 kB)


Ten geleide
Hoogveld-instituut (1947-1989)
1. Geschiedenis van de archiefvormer
Het Hoogveld Instituut, aanvankelijk korte tijd Mgr. Hoogveld Instituut geheten, werd in 1948 opgericht. Het initiatief was een jaar daarvoor genomen door de aan de Nijmeegse universiteit verbonden psychologen prof.dr F.J.Th. Rutten en dr J.P.W. Ellerbeck SJ.[1]

Het instituut was aanvankelijk uitsluitend bedoeld om pedagogische voorlichting te ge­ven. N.C.A. Perquin SJ, directeur van 1948-1959 en H.M. Dresen-Coenders, eerste medewerker, waren beide betrokken bij onder meer de levensscholen voor wer­kende jongeren.[2] [Zie ook het KDC-archief van de Landelijke Stichting Katholieke Levensscholen voor Werkende Jongens]

Kort na zijn oprichting echter raakte het instituut geïnvolveerd in het zogeheten "massajeugdonderzoek", dat in opdracht van de overheid was opgezet en was ver­deeld over het Instituut voor het Sociaal Onderzoek van het Nederlandse Volk (ISONEVO), het Pedagogisch Instituut van de Rijksuniversiteit Utrecht, het Socio­logisch Instituut van de Rijksuniversiteit Groningen, het Sociologisch Instituut van de Nederlandse Hervormde Kerk en het Hoogveld Instituut. Wat het Hoogveld Instituut betreft leidde dit onderzoek tot het in katholieke kring zeer invloedrijke rapport "Moderne jeugd op weg naar volwas­senheid" (1953). Daarmee had het instituut definitief gekozen een researchinstituut te worden, dat bestond bij de gratie van externe opdrachten. Het onderzoek werd vooral de eerste tien jaar gekenmerkt door een voorkeur voor kwalitatief boven kwantitatief onder­zoek.[3]

Vanaf 1949 was er voorts een "sociaal-pedagogische cursus" aan het instituut ver­bonden, die in de loop der jaren werd uitgebouwd tot een pedagogiek-opleiding op MO-A-niveau.

Onder het directoraat van de psycholoog W. Stoop OFM (1959-1969) lieerde het instituut zich enigszins aan de Katholieke Universiteit Nijmegen (KUN), waarbij de universiteit een vaste formatieplaats ter beschik­king stelde. In de daarop volgende dertig jaar verricht­te het instituut onderzoek op soci­aal-pedagogisch en onderwijs­terrein. In de jaren tachtig vormde met name projecten op het gebied van gezond­heidseducatie (GVO - gezondheids­voorlichting en -opvoeding) een belangrijke bron van inkomsten.[4] Voor de verschillende researchprojecten had het insti­tuut in deze jaren gemiddeld twintig personen in dienst.[5]

In de loop van de jaren zeventig begon het instituut toenemend concurrentie te ondervin­den van andere Nijmeegse researchinstituten als het Nijmeegs Instituut voor Onderwijsre­search (NIVOR) en het Instituut voor Toegepaste Sociologie (ITS), beide eveneens ver­bonden aan de KUN. Onder het directoraat van V.J. Welten (1969-1980) begon het uni­versiteitsbestuur aan te dringen op fusiebesprekingen, die sinds 1979 inderdaad werden gevoerd en in 1980 al zover waren gevorderd, dat Welten vanaf dat moment optrad als ad interim-directeur.[6] Er ontstond echter een nieuwe situatie toen in 1981 de faculteitsraad van de Faculteit der Sociale Wetenschappen besloot het NIVOR op te heffen en in de fa­culteit te integreren. Hoogveld Instituut en ITS besloten ‘langs de lijnen van geleidelijk­heid' de fusiebesprekingen voort te zet­ten; een jaar later werden zij volledig bevroren en werd F.J. van der Linden tot directeur benoemd. Wel werd in 1981 de MO-A-opleiding Pedagogiek overgedragen aan de Gelderse Leergangen.[7]

Hoewel bij het veertigjarig jubileum in 1988 nog optimistisch werd gesproken over ‘komende jaren'[8] had het Hoogveld Instituut al enkele jaren steeds meer moeite de order­portefeuille gevuld te krijgen. Eind 1988 nam het instituut contact op met het ITS om nieuwe projecten in de wacht te slepen, om vervolgens begin 1989 in deze veel grotere organisatie op te gaan.[9]

2. Het belang en de waarde van het archief
Het Hoogveld Instituut heeft in de loop van zijn bestaan talrijke onderzoeken uit­gevoerd naar jeugdwelzijn, met name in de sfeer van onderwijs en vorming. Het archief geeft een dwarsdoorsnede van vraagstukken, die in dit verband in veertig jaar na-oorlogse samen­leving van belang werden geacht. Voor de geschiedenis van de jeugdcultuur[10] zijn de re­sultaten van dergelijke onderzoeken blijvend van belang. Minstens zo belangwekkend zijn natuurlijk de vraagstellingen en de discussies in de staf daarover. Zij weerspiegelen immers de ontwikkelingen die in de betreffende jaren hebben plaatsgevonden in het den­ken over jeugdwelzijn. Het Hoogveld Insti­tuut heeft in de loop van zijn bestaan uiteraard uiteenlopende onderzoeken verricht, maar de aandacht voor de vorming van de jeugd is steeds een constante gebleven, vanaf het ‘massajeugdonderzoek' rond 1950 en de weten­schappelijke betrokkenheid bij de vorming van jongeren in de levensscholen, tot aan de projecten over gezond­heidseducatie in de jaren tachtig.

Voor het historisch onderzoek naar de snelle veranderingen in speciaal het katholieke denken over jeugd en opvoeding in de jaren vijftig en zestig is het archief nog bijzonder van belang, aangezien het Hoogveld Instituut één van de organisaties en instel­lingen was van waaruit deze omslag werd ‘aangestuurd'.[11]

Los van de thematiek van jeugd en opvoeding vormt het archief van het Hoogveld Insti­tuut tenslotte een boeiende ‘case' voor de ontwikkeling van de sociaal-weten­schap­pelijke research in Nederland, van volstrekt amateurisme[12] tot professionaliteit, en van snelle uitbreiding onder de welvaart van de jaren zestig en zeventig tot een krimpende markt en stijgende concurrentie in de jaren tachtig.

3. Verantwoording van de inventarisatie
In de periode maart tot en met juni 1999 is - in het kader van het KDC Ontsluitings­project 1997-2002 - het archief van het Hoogveld Instituut door middel van één basis­lijst nader ontsloten. In grote lijn is hierbij uitgegaan van een nauwkeurige beschrijving van de basisdocumenten (de ruggengraat) van de archieven naast meer globale, tref­woordachtige beschrijvingen van de overige documenten.

De basislijst is onderverdeeld in de volgende rubrieken:
Rubriek 1 ‘Bestuursvormen' bevat vergaderstukken van het algemeen bestuur, dage­lijks bestuur en algemene instituutsvergaderingen.
Rubriek 2 ‘Correspondentie' bevat series correspondentie en de toegangen daarop.
Rubriek 3 ‘Overige basisdocumenten' bevat de statuten en statutenwijzigingen, belang­rijke rapporten en beleidsstukken en vergaderstukken van belangrijke overkoepelende organisaties waarin het Hoogveld Instituut participeerde.
Rubriek 4 ‘Niet-basisdocumenten' bevat beschrijvingen van alle overige documenten.

[1] De geschiedenis van de eerste tien jaar is te vinden in: N. Perquin, Tien jaar wel en wee van het Hoogveld Instituut, Roermond/Maaseik 1958.
[2] Vgl. H. Vossen, Mater Amabilis en Pater Fortis onder vuur. Van katholieke levensscholen naar vormingswerk 1947-1974, Amsterdam 1994.
[3] Vgl. N. Perquin e.a., Op zoek naar een pedagogisch denken, Roermond/Maaseik 1958.
[4] Voor een overzicht van publicaties vgl. Bibliografisch Overzicht van Veertig Jaar Publicaties van het Hoogveld Instituut 1948-1988, Nijmegen 1988.
[5] Het Hoogveld Instituut. Wat het is, wat het wil, wat het doet, inv.nr. 126.
[6] Inv.nrs. 154-168.
[7] Vgl. Jaarverslag 1981 en Jaarverslag 1982, bibliotheek KDC.
[8] ‘Ten geleide', in: Bibliografisch Overzicht, z.p.
[9] De hier kort beschreven gang van zaken rond de opheffing werd gereconstrueerd uit enkele verspreide ar­chiefstukken.[10] Vgl. J.S. van Hessen, Samen jong zijn. Een jeugdsociologische verkenning in gesprek met vorigen, Assen 1965; H.J.H. Brentjens, Visies op jeugd. Een systematische vergelijking van theorieën over jeugd en maatschappij, Deventer 1978; J. Janssen, Jeugdcultuur. Een actuele geschiedenis, Utrecht 1994.
[11] Naast onder meer het Katholiek Nationaal Bureau voor Geestelijke Gezondheidszorg en het tijd­schrift Dux, waarin vaak de resultaten van Hoogveld-onderzoek werden gepopulariseerd (vgl. Tussen jeugdzorg en jeugdemancipatie. Een halve eeuw jeugd en samenleving in de spiegel van het katolieke maandblad Dux 1927-1970, Baarn 1979).
[12] Een treffend voorbeeld is de opzet en uitvoering van het massajeugdonderzoek, zoals beschreven door de toenmalige directeur Perquin in Tien jaar wel en wee, p. 3-11: "Wij wisten niet hoe wij het mooie materiaal op adequate wijze moesten uitwerken." (p. 5).

Literatuur van en over het Hoogveld Instituut kunt u vinden in RUQuest.
- Bibliografie in Bibliografieën Katholiek Documentatie Centrum.

KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over het Hoogveld Instituut zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.

KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Hoogveld Instituut’ vindt u het bedoelde materiaal.