Aalberse, P.J.M.

Archiefnummer: 169
Archiefnaam: AALB
Sector: Politiek
Soort archief: Persoonsarchief
Datering: 1886-1948

Het achief bevat:
Stukken, notulen, aantekeningen, artikelen, overdukken en knipsels in verband met zijn studententijd en alle sindsdien vervulde functies. 
Zie ook de KDC-archieven van J.H.J.M. Witlox, W.H. Nolens ,  A.M.A.J. Ariëns en C.J.M. Ruijs de Beerenbrouck

Buiten het KDC zijn nog talrijke archiefstukken in andere archieven en verzamelingen te raadplegen. O.a. zij verwezen naar de volgende archieven e.d.:
1.    Archief van de Gemeente Leiden. (Handelingen en Verslagen der Gemeente).
2.    Algemeen Rijksarchief. (Notulen met bijlagen van de Ministerrraad 1918-1925).
3.    Familie-archief van jhr. Ch. Ruijs de Beerenbrouck. (Notulen Ministerraad 1918-1925).
4.    Handelingen van de Eerste en Tweede Kamer.
5.    Diverse Departementsarchieven. De meeste correspondentie met de diverse Departementen is in het KDC-archief aanwezig, omdat Aalberse meestal afschriften maakte van zijn   brieven en alle brieven van de Departementen bewaarde. Meestal vergat hij zelfs stukken "ter inzage" terug te zenden.
6.    Archief van Oud-Minister Goseling. (Archief KVP).
7.    Notulen van de Kamerclub, Partijraad en Partijbestuur van de RK Staatspartij. (Archief KVP).
8.    Dagboeken van mr. Aalberse. (Familie-archief). (De dagboeken omvatten 12 dikke dictaatcahiers. Daarin beschrijft Aalberse vanaf 15 september 1891 tot enkele dagen voor zijn dood alle gebeurtenissen, waarbij hij betrokken was. Dus we vinden hierin familiegebeurtenissen, maar ook talrijke gegevens over zijn optreden als katholieke, sociale of politieke voorman. Door tijdnood vergat hij echter vaak maanden lang zijn dagboek bij te houden. Er zijn dus nog al eens hiaten, maar de gebeurtenissen uit de eerste periode en vooral die van de jaren 1918 tot 1925 zijn vrij nauwkeurig bijgehouden. Uit enkele dagboeken zijn soms grote stukken verwijderd, vermoedelijk door de echtgenote van mr. Aalberse. Dagboek III ontbreekt geheel). De Dagboeken van P.J.M. Aalberse 1891-1947, een volledige transcriptie van het manuscript (1891-1947), is met tekstkritische annotatie in elektronische vorm als doorzoekbare tekst beschikbaar via de website van Historici.nl.
9.   Archief van het Bureau International du Travail. Van enkele brieven, die zich niet in het archief van Aalberse bevinden, zijn fotokopieën. De redevoeringen van Aalberse vindt men in de zgn. Comptes Rendus des Conférences Internationaux du Travail van 1932 tot 1940 en in de zgn. Rapports du Directeur du Bureau Intern. du Travail.

Daarnaast kan men raadplegen de talrijke dag- en weekbladen, waarin Aalberse schreef.  De voornaamste daarvan zijn: De TijdDe Maasbode, Het Centrum, De Grondwet, De Voorhoede, Het Katholiek Sociaal Weekblad, De Katholieke Illustratie, De Katholiek e.d.

Plaatsingslijst vernieuwd juni 2020

Doorzoeken via de online catalogus

P.J.M. Aalberse

Ten geleide  
P.J.M. Aalberse (1871-1948)
Petrus Josephus Mattheus Aalberse werd op 27 maart 1871 te Leiden geboren. Hij was het derde kind van het echtpaar Bartholomeus Hendricus Johannes Aalberse en Johanna Kerkvliet. Na een gymnasiale opleiding aan het college van de jezuïeten te Katwijk a/d Rijn studeerde hij aan de faculteit Nederlandse Letteren van de Rijksuniversiteit te Leiden. Enkele jaren later stapte hij over op een studie Rechten om in 1897 te promoveren op het proefschrift Oneerlijke concurrentie en hare bestrijding volgens het Nederlandsche recht. Nog in hetzelfde jaar vestigde hij zich als advocaat in zijn geboorteplaats. Op 21 juli 1898 huwde hij Elisabeth Johanna Maria Schmier. Met haar kreeg hij zeven dochters en een zoon.[1]

PUBLICISTISCHE ACTIVITEITEN
Al in zijn studietijd publiceerde Aalberse volop in kranten en tijdschriften als Het Centrum, De Tijd en Het Dompertje van den Ouden Valentijn. Aanvankelijk ondertekende hij zijn artikelen en gedichten met het pseudoniem Alphons(e) de Leythe.[2] Later, tijdens zijn landelijke politieke loopbaan, volstond hij met het eenvoudige Mr. A. Ook zijn eerste redevoeringen dateren van deze periode. Door de jaren heen zijn redevoeringen voor Aalberse een geliefd medium gebleven om aan zijn ideeën uiting te geven.[3]

In 1901 richtte hij het Katholiek Sociaal Weekblad op. Het doel van dit tijdschrift was door het verspreiden van kennis over sociale problematiek te komen tot sociale actie.[4] Aalberse heeft tot 1929 - het laatste jaar van verschijnen - de hoofdredactie op zich genomen, afgezien van de periode waarin hij minister was. In deze jaren nam zijn broer Jo de hoofdredactie van hem over. Een ander geesteskind van Aalberse was de drukkerij en uitgeverij Futura. Futura werd in 1904 opgericht om zijn Politieke Studiën uit te geven.[5] Naast vele afzonderlijke publicaties werd vanaf 1907 De Voorhoede uitgegeven en vanaf 1916 nam Futura de exploitatie van Het Centrum op zich. Drie jaar later kwam ook De Grondwet (later Brabants(ch) Nieuwsblad geheten) grotendeels in handen van de uitgeverij.[6] In de tweede helft van de jaren twintig namen de financiële problemen bij Futura echter zodanig toe dat werd besloten om tot liquidatie over te gaan.[7]
Door mede-hoofdredacteur van Het Centrum te worden leverde Aalberse een bijdrage aan het streven deze krant voor een ondergang te behoeden. Het waren niet louter financiële motieven die hieraan ten grondslag lagen (immers Het Centrum maakte deel uit van Futura), maar eerder het besef dat de door haar gepropageerde katholieke ideologie behouden moest blijven.[8] In 1929 trad hij als hoofdredacteur af maar bleef artikelen schrijven voor dit blad.[9]
Tot aan zijn dood bleef Aalberse veel van zijn ideeën aan het papier toevertrouwen. Met name zijn bijdragen voor De Maasbode en de "Haagsche  brieven" in De Tijd vallen door hun omvang op.[10]

POLITIEKE LOOPBAAN
Zijn eerste politieke activiteiten ontplooide Aalberse als lid van de Katholieke Kiesvereeniging te Leiden. Dit kreeg in 1899 een vervolg door zijn verkiezing in de gemeenteraad. Twee jaar later werd Aalberse gekozen tot wethouder voor Sociale Aangelegenheden. Zijn verkiezing was om twee redenen opmerkelijk. Hij was de eerste katholieke wethouder van Leiden én de eerste wethouder die speciaal met sociale aangelegenheden werd belast.[11] Deze functie heeft hij tot 1903 bekleed. Zijn activiteiten in de gemeenteraad heeft hij voortgezet tot het moment van zijn benoeming tot minister van Arbeid in 1918.

In 1901 ondernam Aalberse tevergeefs een poging om namens de kiesdistricten Enschede en Katwijk een zetel in de Tweede Kamer der Staten-Generaal te verkrijgen. Twee jaar later kon hij bij tussentijdse verkiezingen als afgevaardigde van het kiesdistrict Almelo en opvolger van zijn politieke voorbeeld mgr. H. Schaepman alsnog zijn intrede in de Tweede Kamer doen.[12] Gedurende deze eerste periode als kamerlid deed Aalberse vooral van zich spreken wanneer het ging om vraagstukken betreffende de middenstand en de sociale wetgeving.[13]
Na zijn hoogleraarschap aan de Technische Hoogeschool te Delft werd Aalberse in 1918 door formateur mgr. W. Nolens gevraagd om als minister van Arbeid deel te nemen aan het kabinet Ruijs de Beerenbrouck I. Pas nadat zijn hervormingsgezinde sociaal-politieke standpunten door conservatief-katholieke krachten accoord werden bevonden, besloot hij aan de wens van Nolens te voldoen.[14]

Aalberse heeft met name op het gebied van de sociale wetgeving succes geboekt. Bekend zijn onder andere de Arbeidswet (1919), de Wet tot Regeling van de Ouderdomsverzekering (1919), de Landbouwongevallenwet (1922) en de Arbeidsgeschillenwet (1923), die onder zijn ministerschap tot stand zijn gekomen. In het kabinet Ruijs de Beerenbrouck II kreeg zijn ministerschap een vervolg en werd zijn Ministerie van Arbeid uitgebreid met Handel en Nijverheid.
Vrijwel direct na zijn ontslag als minister in 1925 werd Aalberse gekozen tot secretaris van de Tweede-Kamerfractie van de RK Staatspartij, in 1931 gevolgd door het voorzitterschap van de fractie als opvolger van de overleden Nolens.[15] Ook volgde hij deze politicus - met wie hij aan het eind van de jaren twintig intensief had samengewerkt - op als voorzitter van de partijraad.[16]

Door deze combinatie van functies bezette Aalberse één van de centrale posities in het politieke spectrum van de jaren voorafgaand aan de Tweede Wereldoorlog. Juist omdat hij een centrale positie innam, diende hij met diverse politieke opvattingen rekening te houden. In zijn handelen streefde Aalberse er enerzijds naar conflicten met de conservatief-liberale kabinetten onder leiding van H. Colijn uit de weg te gaan, anderzijds moest hij tegemoet komen aan wensen van de meer progressieve zijde van zijn eigen partij.[17]In 1936 volgde Aalberse zijn partijgenoot C.J.M. Ruijs de Beerenbrouck op als voorzitter van de Tweede Kamer. Met zijn benoeming in 1937 tot lid van de Raad van State kwam een einde aan een 27 jaar durende loopbaan als kamerlid.

Bij het bereiken van de 75-jarige leeftijd in 1946 nam hij afscheid van de actieve politiek door zijn eervolle ontslag als lid van de Raad van State. Voor de RK Staatspartij en later de Katholieke Volkspartij bleef hij tot aan zijn dood als adviseur optreden. Aalberse overleed op 5 juli 1948 te 's-Gravenhage.

ACTIVTIEITEN OP SOCIAAL TERREIN
Direct na zijn promotie werd Aalberse gevraagd als juridisch adviseur voor de RK Volksbond, afdeling Leiden en twee jaar later, in 1899, als bestuurslid voor het Centraal Bureau voor Sociale Adviezen. Ongeveer tegelijkertijd kwamen daar nog adviseurschappen bij voor de Bond van RK Middenstandsvereenigingen De Hanze en de Nederlandsche RK Vakorganisatie. Aalberse liet zich in deze periode leiden door het verzet van de leidende geestelijkheid tegen het interconfessionalisme zoals zich dat bijvoorbeeld in Twente bij de Nederlandsche Christelijke Textielarbeidersbond Unitas manifesteerde.[18] Hij was één van de voornaamste vertegenwoordigers van de zogenaamde Leidse school die met de Limburgse school (A.M.A.J. Ariëns, H. Hermans en H.A. Poels) streed over de positie van katholieke organisaties voor arbeiders en middenstanders in de Nederlandse samenleving. Het eerder genoemde tijdschrift het Katholiek Sociaal Weekblad werd door Aalberse  gebruikt om zijn Leidse visie op dit vraagstuk naar buiten te brengen.[19]

Tijdens de spoorwegstaking van 1903 kwam, mede op initiatief van Aalberse, een Katholiek Comité van Actie tot stand, waaruit in 1904 de Katholieke Sociale Actie (KSA) voortkwam.[20] Aalberse vervulde voor de KSA de functie van algemeen secretaris van het Centraal Comité. Daarnaast is hij tot 1918 directeur geweest van het Centraal Bureau voor de Katholieke Sociale Actie. Eén van de bezigheden van het Centraal Bureau was het organiseren van de jaarlijkse Sociale Weken. De KSA kan gezien worden als een middel van de Leidse school om het interconfessionalisme te bestrijden.[21]

Ook van overheidswege werd Aalberse gevraagd om advies te geven inzake het middenstandsvraagstuk:in 1904 werd hij lid van de staatscommissie voor den Middenstand en in 1905 regeringsvertegenwoordiger bij het Internationaler Verband zum Studium der Verhältnisse des Mittelstandes dat in Brussel gevestigd was.[22]

In zijn kwaliteit als minister van Arbeid heeft Aalberse veel aan sociale zorg kunnen verrichten. Belangrijk is de instelling van de Hooge Raad van Arbeid (de voorloper van de Sociaal Economische Raad) geweest. Onafgebroken is Aalberse bij de raad betrokken gebleven, vanaf 1931 (wederom) als voorzitter. In hetzelfde jaar verving hij Nolens als eerste afgevaardigde van de Nederlandse regering bij de Internationale Arbeidsconferentie te Genève. Deze functie heeft hij tot en met het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog bekleed. Vermeldenswaard zijn, tot slot, de arbeidsgeschillen waarin hij, al dan niet in zijn functie van rijksbemiddelaar, als scheidsrechter heeft opgetreden.[23]

Met de hierboven beschreven functies en activiteiten van Aalberse op publicistisch, politiek en sociaal  terrein, is het overzicht van zijn maatschappelijke loopbaan nog niet volledig. Ook op andere gebieden heeft hij zich laten gelden. Gedurende zijn eerste periode als kamerlid bleef hij zijn advocatenpraktijk aanhouden. De praktijk zette hij pas in 1916 aan de kant, toen hij benoemd werd tot hoogleraar in het Handelsrecht, de Staathuishoudkunde, de Arbeids- en Fabriekswetgeving en het Mijnrecht aan de Technische Hoogeschool te Delft.[24] Twee jaar lang heeft Aalberse in Delft gewerkt. Veelvuldig waren, tenslotte, de adviseurschappen en bestuursfuncties die hij tot vlak voor zijn dood  bij bedrijven, comité's en liefdadigheidsinstellingen heeft bekleed. Voor een groot aantal organisaties was zijn medewerking aantrekkelijk door zijn grote kennis en ervaring en bekendheid als katholieke Nederlander.
Uit Inventaris van het archief P.J. M.Aalberse (1871-1948) / door M.L.M. van den Hombergh, Nijmegen, KDC, 1992

[1] Voor een genealogisch overzicht van de familie Aalberse, zie: J.P. Gribling, P.J.M. Aalberse, 1871-1948 Utrecht 1961), p. 11-15.
[2] Gribling, Aalberse, 1871-1948 , p. 29.
[3] Zie: rubriek 2.2.1.5 Het houden van redevoeringen.
[4] Gribling, Aalberse , 1871-1948, p. 98.
[5] Ibidem, p. 120.
[6] Ibidem, p. 122-123.
[7] Inv.nr. 1558: Kranteartikelen over de financiële moeilijkheden bij Futura
[8] Gribling, Aalberse , 1871-1948, p. 430.
[9] Inv.nr. 763: Brief van L.A.F. Prins waarin deze bepleit één hoofdredacteur af te stoten.
[10] Inv.nrs. 908-915: Artikelen uit De Maasbode van 1929 tot en met 1941 en van 1945 tot en met 1948, en inv.nr. 923-924: Artikelen "Haagsche brieven" uit De Tijd van 1933tot en met 1941.
[11] Gribling, Aalberse, 1871-1948, p. 80.
[12] lnv.nr. 1057:Redevoering ten behoeve van de verkiezingen voor de Tweede Kamer der Staten-Generaal voor het kiesdistrict Enschede gehouden te Enschede, 1901, en inv.nr. 1058: Redevoering ten behoeve van zijn ver­ kiezing tot lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal gehouden te Almelo, 1903.
[13] J. Maassen spreekt van "middenstandsmaniak", zie: Joop Maassen, 'Aalberse, PJ.M.', in: Biografisch woordenboek van het socialisme en de arbeidersbeweging in Nederland, deel ll (Amsterdam 1987), p. 4.
[14] Maassen, 'Aalberse', p. 3.
[15] Hoewel de naam RK Staatspartij al aan het eind van de vorige eeuw werd gebezigd, is de RK Staatspartij pas officieel in 1926 opgericht als opvolgster van de Algemeene Bond van RK Rijkskieskringorganisaties in Nederland
[16] Aalberse wordt gezien als één van de weinige vertrouwelingen van Nolens. Dit is onder andere af te leiden uit het feit dat Aalberse belast werd met de afwikkeling van Nolens' testament en dat hij het beheer van diens archief op zich nam, zie: inv.nrs. 1426-1433.
[17] Met name de jongere generatie binnen de RK Staatspartij (C.M.J.F. Goseling en C.P.M. Romme) waren het vaak niet eens met de voorzichtige houding van Aalberse, zie: Johan van Merriënboer, 'Mr.C.M.J.F.Goseling. Parlementslid, partijvoorzitter, fractievoorzitter  van de RKSP en minister van justitie in de jaren dertig', in: Jaarboek van het Katholiek DocuMentatie Centrum, 20 (1990), p. 103.
[18] Voor een helder betoog over de positie van Aalberse in deze discussie, zie:Maassen, 'Aalberse', p. 1-3.
[19] Ibidem, p. 2.
[20] J.P. Gribling, 'Aalberse, Petrus Josephus Mattheus', in: Biografisch Woordenboek van Nederland, deel I ('s­Gravenhage 1979), p. 1.
[21] Maassen, 'Aalberse', p. 2.
[22] Inv.nrs. 1294-1295: Ingekomen stukken ontvangen als lid van de Adviescommissie van de Nederlandsche Bond van Vereenigingen van den Handeldrijvenden (en van de Industrieelen) Middenstand en als lid van de Staatscommissie voor den Middenstand, 1902-1939, en inv.nrs. 1383-1384: Correspondentie met en over het Internationaler Verband zum Studium der Verhältnisse des Mittelstandes te Brussel, 1905-1927.
[23] Zie: rubriek 2.2.3.5 Rijksbemiddelaar, en rubriek 2.2.3.6 Scheidsrechter in arbeidsgeschillen.
[24] In 1915 werd Aalberse eerst voorgedragen als kandidaat voor het hoogleraarschap Staathuishoudkunde en Statistiek aan de Rijksuniversiteit te Leiden. Om partijpolitieke redenen werd hij niet benoemd, zie: Gribling, Aalberse, 1871-1948, p. 287.

Literatuur van en over P.J.M. Aalberse kunt u vinden in RUQuest.
- Biografie via Biografisch portaal van Nederland
- Bibliografie: Bibliografieën Katholiek Documentatie Centrum

KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over P.J.M. Aalberse zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.

KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Aalberse, P.J.M.’ vindt u het bedoelde materiaal.