Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam
Archiefnummer: 929
Archiefnaam: KTUA
Sector: Onderwijs en wetenschappen
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: 1943, 1964-2000
Voor inzage toestemming aanvragen via de archivaris
Zie ook de KDC-archieven van de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht en de Universiteit voor Theologie en Pastoraat (Heerlen)
Plaatsingslijst nog niet beschikbaar
Ten geleide [1]
Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam (1943, 1964-2000)
Het ontstaan van de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam (KTUA) moet gezien worden in het licht van Vaticanum II en van de maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren zestig. In deze periode concentreerden de priesterordes en -congregaties en de bisdommen hun priesteropleidingen. Deze concentratiebeweging leidde tot vijf nieuwe katholieke instellingen voor wetenschappelijk theologisch onderwijs (KIWTO’s): Amsterdam, Eindhoven (tot 1970), Heerlen, Tilburg en Utrecht. Daarnaast werd de Theologische Faculteit van de Katholieke Universiteit te Nijmegen uitgebreid met een kandidaatsopleiding.
Om coördinatie en samenhang te krijgen tussen de studieprogramma’s van de nieuwe opleidingen werd in 1966 een Centrale Beleidscommissie (CBC) in het leven geroepen, waarin de bisschoppen, de nieuwe KIWTO’s en de Nijmeegse Theologische Faculteit samenwerkten. Ook was het de taak van de CBC om zorg te dragen voor een erkenning van de opleidingen door het rijk.
Twee van de nieuwe KIWTO’s, de Katholieke Theologische Hogeschool Amsterdam (KTHA) en de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht (KTHU), hadden een gemeenschappelijke oorsprong.
In 1965 richtten de Franciscanen, de Kruisheren, de Oblaten van Sint Franciscus van Sales en de Ongeschoeide Karmelieten de Stichting Combinatie Priesteropleiding Nijmegen (SCPN) op. Een jaar later sloten zich de Oblaten van Maria en de Passionisten aan en gaat de combinatie over in de Concentratie Priesteropleiding Randstad. In 1967 besloten de Jezuïeten en de bisdommen Rotterdam, Haarlem, Utrecht en Groningen ook te gaan deelnemen aan deze nieuwe priesteropleiding.
Overleg tussen de betrokken bisschoppen en provinciale oversten leidde tot de oprichting van het Centraal Overleg Orgaan, dat de nieuwe opleiding gestalte moest geven. Dit resulteerde in 1967 in de oprichting van één moederstichting onder de naam Kardinaal Alfrink Stichting (KAS) en twee dochterstichtingen met een eigen vestigingsplaats: de KTHA in Amsterdam en de KTHU in Utrecht. De KAS leidde echter een teruggetrokken leven en de beide dochterstichtingen voerden al spoedig hun eigen beleid. De KAS werd na de kerkelijke erkenning van de beide hogescholen in 1977 geliquideerd.
Ook was er een gezamenlijk overleg van rectoren en assessoren, bedoeld om een gezamenlijk beleid te voeren, maar dit orgaan kwam niet verder dan het uitwisselen van informatie.
De KTHA kende een eigen College van Curatoren, dat de financiële en zakelijke belangen en personeelszaken behartigde. Een eigen College van Rector en Assessoren (RAss) vormde het bestuur en het Wetenschappelijk Corps fungeerde als algemene vergadering. In 1970 volgde de oprichting van de Hogeschoolraad, waarin alle geledingen waren vertegenwoordigd. Deze raad had vergaande bestuurlijke bevoegdheden en functioneerde zeer zelfstandig. Daarnaast werd in hetzelfde jaar een Onderwijsraad ingesteld, die zich richtte op het onderwijsaanbod.
Voor de pastorale vorming van de studenten werd in 1967 het Gemeenschappelijk Pastoraal Instituut (GPI) opgericht, waarin de KTHA en de KTHU participeerden. Dit instituut werd gevestigd in Amsterdam, maar heeft slechts drie jaar bestaan.
Naast de wetenschappelijk georiënteerde opleiding kende de KTHA een Vrije Studierichting, een opleiding op hbo-niveau. Deze was gericht op studenten die wel in het pastoraat werkzaam wilden zijn maar vanwege hun vooropleiding niet werden toegelaten tot academische examens. De Vrije Studierichting leidde op voor een kerkelijk examen en werd door het rijk niet erkend.
De KTHA voerde in 1968 overleg met de Theologische Faculteit van de Universiteit van Amsterdam (UvA) over de mogelijkheden om tot samenwerking te komen, maar deze bleef voorlopig nog zeer beperkt. Een jaar later ontstond uit het overleg met de UvA en de Vrije Universiteit (VU) de mogelijkheid om tot een gemeenschappelijk doctoraalprogramma te komen. Uiteindelijk verkreeg de hogeschool bij Koninklijk Besluit in 1974 een volledige rijkserkenning als wetenschappelijke instelling.
Om de kwaliteit van de verschillende KIWTO’s te beoordelen werd in 1987 de Verkenningscommissie Godgeleerdheid (VCG) ingesteld. Deze kwam twee jaar later tot de conclusie, dat de KTUA en de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht (KTUU) - de hogescholen mochten zich vanaf 1987 universiteiten noemen - moesten fuseren, waarbij Utrecht als vestigingsplaats werd aanbevolen. De KTUA verzette zich hiertegen en zocht naar mogelijkheden tot samenwerking met Heerlen en Nijmegen - het zogenaamde HAN-overleg. Uiteindelijk werd 1992 een fusie aangegaan met de KTUU. De nieuwe instelling ging Katholieke Theologische Universiteit (KTU) heten.
[1] Een uitgebreide geschiedschrijving verscheen van de hand van Lodewijk Winkeler, Om kerk en wetenschap. Geschiedenis van de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam en de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht. 1967-1991, Utrecht 1992.
Literatuur van en over de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam of Katholieke Theologische Hogeschool Amsterdam kunt u vinden in RUQuest.
KDC – Knipselcollectie
De knipselcollectie van het KDC bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over de Kath. Theologische Universiteit Amsterdam zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.
KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam’ vindt u het bedoelde materiaal.