Katholieke Theologische Universiteit Utrecht
Archiefnummer: 930
Archiefnaam: KTUU
Sector: Onderwijs en wetenschappen
Soort archief: Instellingsarchief
Datering: 1917-2011
Voor inzage toestemming aanvragen via de archivaris
Het archief bevat ook de archivalia van de priester A.H. Eijsink, hoogleraar canoniek recht, en van L.G.M. Winkeler, student aan de KTHU.
Zie ook de KDC-archieven van de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam en de Universiteit voor Theologie en Pastoraat (Heerlen). Docent aan de KTUU waren R. van Kessel en Wim Klijn. T.C.J. de Kruijf was docent en rector van de KTUU.
Plaatsingslijst (pdf, 1,5 MB) vernieuwd januari 2015
Ten geleide
Katholieke Theologische Universiteit Utrecht (1917-2011)
Het ontstaan van de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht (KTUU) [1] moet gezien worden in het licht van Vaticanum II en van de maatschappelijke ontwikkelingen in de jaren zestig. In deze periode concentreerden de priesterordes en -congregaties en de bisdommen hun priesteropleidingen. Deze concentratiebeweging leidde tot vijf nieuwe katholieke instellingen voor wetenschappelijk theologisch onderwijs (KIWTO's): Amsterdam, Eindhoven (tot 1970), Heerlen, Tilburg en Utrecht. Daarnaast werd de Theologische Faculteit van de Katholieke Universiteit te Nijmegen uitgebreid met een kandidaatsopleiding.
Om coördinatie en samenhang te krijgen tussen de studieprogramma's van deze nieuwe opleidingen werd in 1966 een Centrale Beleidscommissie (CBC) in het leven geroepen, waarin de bisschoppen, de nieuwe KIWTO's en de Nijmeegse Theologische Faculteit samenwerkten. Ook was het de taak van de CBC om zorg te dragen voor een erkenning van de opleidingen door het rijk.
Twee van de nieuwe KIWTO's, de Katholieke Theologische Hogeschool Utrecht (KTHU) en de Katholieke Theologische Hogeschool Amsterdam (KTHA), hadden een gemeenschappelijke oorsprong.
In 1965 richtten de Franciscanen, de Kruisheren, de Oblaten van Sint Franciscus van Sales en de Ongeschoeide Karmelieten de Stichting Combinatie Priesteropleiding Nijmegen (SCPN) op. Een jaar later sloten zich de Oblaten van Maria en de Passionisten aan en gaat de combinatie over in de Concentratie Priesteropleiding Randstad. In 1967 besloten de Jezuïeten en de bisdommen Rotterdam, Haarlem, Utrecht en Groningen ook deel te nemen aan deze nieuwe priesteropleiding.
Overleg tussen de betrokken bisschoppen en de provinciale oversten leidde tot de oprichting van het Centraal Overleg Orgaan, dat de nieuwe opleiding gestalte moest geven.
Dit resulteerde in 1967 in de oprichting van één moederstichting onder de naam Kardinaal Alfrink Stichting (KAS) en twee dochterstichtingen met een eigen vestigingsplaats: in Utrecht de KTHU en in Amsterdam de KTHA. De KAS leidde echter een teruggetrokken leven en de beide dochterstichtingen voerden al spoedig hun eigen beleid. De KAS werd na de kerkelijke erkenning van de beide opleidingen in 1977 geliquideerd. Ook was er een overleg van rectoren en assessoren, bedoeld om gezamenlijk een beleid te voeren, maar dit orgaan kwam niet verder dan het uitwisselen van informatie.
De KTHU kende een eigen College van Curatoren, dat de financiële en zakelijke belangen behartigde. Een eigen College van Rector en Assessoren (RAss) vormde het bestuur en het Wetenschappelijk Corps fungeerde als algemene vergadering. In het kader van het medebeslissingsrecht kende de hogeschool in de periode 1970-1975 een commissie van Advies, waarin diverse geledingen waren vertegenwoordigd.
Voor de pastorale vorming van de studenten werd in 1967 het Gemeenschappelijk Pastoraal Instituut (GPI) van KTHA en KTHU opgericht. Deze instelling werd gevestigd in Amsterdam, maar heeft slechts drie jaar bestaan.
De KTHU zocht spoedig naar wegen voor samenwerking met de Theologische Faculteit van de Rijksuniversiteit Utrecht (RUU). Dit resulteerde in een gentleman's agreement, waarbij de kandidaatsopleiding van de hogeschool werd geïntegreerd in die van de Theologische Faculteit van de RUU. De eigen opleiding werd een soort minihogeschool en bestond uit een afdeling Kerkelijke Vakken. De hogeschool behield wel een eigen kandidaatsexamen en doctoraalopleiding. Tussen 1970 en 1975 kende de KTHU als gevolg van deze samenwerking zelfs geen eigen rector. Een verdergaande integratie met de Theologische Faculteit stuitte op weerstand en in 1975 besloten de curatoren tot de uitbouw van een geheel zelfstandige KTHU.
Door de samenwerking met de Theologische Faculteit - en daarmee samenhangend het sterke accent op het wetenschappelijk karakter van de opleiding - werd het ontbreken van een priesteropleiding op hbo-niveau snel ervaren als een gemis. De oplossing werd gezocht en gevonden in een samenwerking met de sociale academie De Horst te Driebergen. Aan deze academie werd een cursus Bijbels Theologische Vorming (BTV) gegeven ter voorbereiding op een voortgezette theologische scholing. De gehele hbo-opleiding werd de Agogisch Theologische Opleiding (ATO) genoemd. [Zie ook het KDC-archief van de Agogisch-Theologische Opleiding in Utrecht] De ATO was uitdrukkelijk bedoeld als opleiding voor pastoraal werk. De bisschoppen van Utrecht en Groningen erkenden de ATO ook als zodanig. In de loop der jaren kregen zij echter steeds meer problemen met de kritische houding van de ATO. Uiteindelijk besloten zij in 1982 de ATO niet langer te erkennen voor het kerkelijke examen en startten in 1984 zelf een priesteropleiding op hbo-niveau.Om de kwaliteit van de verschillende KIWTO's te beoordelen werd in 1987 de Verkenningscommissie Godgeleerdheid (VCG) in het leven geroepen. Deze kwam twee jaar later tot de conclusie dat de KTUU en de KTUA - de hogescholen mochten zich vanaf 1987 universiteiten noemen - moesten fuseren, waarbij Utrecht als vestigingsplaats werd aanbevolen. Na aanvankelijk verzet van de KTUA werd in 1992 een fusie met de KTUU aangegaan. Deze nieuwe instelling ging Katholieke Theologische Universiteit (KTU) heten.
[1] Een uitgebreide geschiedschrijving verscheen van de hand van Lodewijk Winkeler, Om kerk en wetenschap. Geschiedenis van de Katholieke Theologische Universiteit Amsterdam en de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht. 1967-1991, Utrecht 1992.
Literatuur van en over de Katholieke Theologische Universiteit Utrecht kunt u vinden in RUQuest.
KDC - Knipselcollectie
De knipselcollectie bevat naast knipsels uit dag- en weekbladen diverse andere vormen van min of meer losbladige informatie, zoals persberichten van het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), overlijdensberichten, fotokopieën uit bio- en bibliografische naslagwerken enz. De knipsels over de Kath. Theologische Universiteit Utrecht zijn beschikbaar in de studiezaal van het KDC.
KDC – Beeld en Geluid
De collectie Beeld en geluid kunt u doorzoeken via de Catalogus van het KDC. Door te zoeken op ‘Kath. Theologische Universiteit Utrecht’ vindt u het bedoelde materiaal.